Samenvatting

In de melkveehouderij praat men veel over voerkosten, dit zijn vaak de kosten van de aangekochte voeders. De ruwvoerkosten blijven dan vaak achterwege. Voerefficiëntie is een betrouwbare parameter hoe goed een veehouder zijn voer omzet in melk. Het getal voerefficiëntie duidt aan hoeveel kg melk produceert een koe uit een kilogram droog voer. De kosten van melk bestaan echter voor 40 tot 60% uit voer. Naast het economische belang is een goede voerefficiëntie ook van ecologisch belang. Als koeien in staat zijn veel melk per kg droog voer te produceren benutten ze ook goed de mineralen uit het voer. Dit zorgt er voor dat er zo min mogelijk mineralen en broeikasgassen nodig zijn per kg melk. Alle melkveehouders streven naar een hoge voerefficiëntie. Toch is het niet altijd makkelijk te realiseren. door te onderzoeken welke invloedfactoren wellicht invloed hebben op de voerefficiëntie kan een melkveehouder ook concreet sturen op een hoge voerefficiëntie. In Oost-Duitsland is op 22 grootschalige bedrijven onderzoek uitgevoerd. De gemiddelde omvang van de bedrijven is 963 koeien met productie van 10600 kg melk met 4.02% vet en 3.39% eiwit. Tijdens het onderzoek is gezocht naar eventuele invloed op de voerefficiëntie van de volgende 4 factoren: - Aandeel ruwvoer in het rantsoen - Mengkwaliteit van het rantsoen - Laadafwijking van rantsoen - 1 of 2 verschillende TMR productie rantsoenen. Uit het onderzoek is gebleken dat het aandeel ruwvoer in het rantsoen en de mengkwaliteit totaal geen invloed hebben op de voerefficiëntie. Bij de laadafwijking is een lichte trend ontstaan. Een toenemende laadafwijking resulteert in een afname van voerefficiëntie. Het voeren van 1 hetzelfde productie rantsoen gedurende de lactatie levert significant een hogere voer efficiëntie op dan het voeren van 2 verschillende productie rantsoenen in de lactatie. Voor de praktijk betekend dat een nauwkeurige voerwijze toch wel kleine invloed heeft op de voerefficiëntie. Alle dieren in een dezelfde groep gedurende de lactatie levert een hogere voerefficiëntie op dan het groeperen van koeien. Voor een eventueel vervolg onderzoek is het belangrijk meer waarnemingen te realiseren zodat de kans groter is een significant verschil of verband te vinden.