Impliciet versus expliciet leren en de rol van het werkgeheugen bij het leren van een complexe beweging
Wij hanteren het label Open Access voor onderzoek met een Creative Commons licentie. Door een CC-licentie toe te kennen, geeft de auteur toestemming aan anderen om zijn of haar werk te verspreiden, te delen of te bewerken. Voor meer informatie over wat de verschillende CC-licenties inhouden, klik op het CC-icoon. Alle rechten voorbehouden wordt gebruikt voor publicaties waar enkel de auteurswet op van toepassing is.
Impliciet versus expliciet leren en de rol van het werkgeheugen bij het leren van een complexe beweging
Wij hanteren het label Open Access voor onderzoek met een Creative Commons licentie. Door een CC-licentie toe te kennen, geeft de auteur toestemming aan anderen om zijn of haar werk te verspreiden, te delen of te bewerken. Voor meer informatie over wat de verschillende CC-licenties inhouden, klik op het CC-icoon. Alle rechten voorbehouden wordt gebruikt voor publicaties waar enkel de auteurswet op van toepassing is.
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of er een verschil in leereffect is tussen het impliciet en expliciet aanleren van de fosburyflop bij het hoogspringen bij leerlingen tussen de 12 en 14 jaar. In de interventiegroep (impliciet) zaten 13 jongens (39,4%) en 20 meisjes (60,6%). In de controlegroep (expliciet) zaten 12 jongens (37,5%) en 20 meisjes (62,5%). Om het leereffect te meten is gebruik gemaakt van een kwantitatieve en kwalitatieve nulmeting. Bij de fosburyflop uit een 7-pas werd hoogte in cm genoteerd en werd er een score toegekend aan de uitvoering. Na een lessenreeks van drie lessen werd een nameting uitgevoerd. Twee weken na de nameting werd een retentietest uitgevoerd. Er werd een significante verbetering in prestatie gevonden tussen het moment van de voor- en nameting en de retentietest van de impliciete en expliciete groep (F(2,116) = 27,549 p = <0,001). Ook werd er een significant verschil in leereffect gevonden tussen de impliciete- en de expliciete groep (F(2,116) = 4,338 p=0,015). Dit verschil werd gevonden op het moment tussen de nameting en de retentietest. Er is dus een significant verschil in leereffect gevonden tussen het impliciet en expliciet aanleren van de fosburyflop aan leerlingen tussen de 12 en 14 jaar van het VWO. Ook is er in dit onderzoek gekeken of er een verschil in leereffect bij het impliciet of expliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency van het werkgeheugen en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het werkgeheugen. Om de capaciteit en efficiency van het werkgeheugen te meten is een werkgeheugentest afgenomen waar fonologisch en visuospatieel werkgeheugen werden getest. Er is geen verschil in leereffect gevonden bij het impliciet of expliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency van het werkgeheugen en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het werkgeheugen (F(2,80)= 1,968) p=0,146. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden gesteld dat beide leermethodes een leereffect hebben laten zien en geschikt zijn om geïmplementeerd te worden in het bewegingsonderwijs op het VWO. Echter voor behoud van leereffect op de retentietest kan beter gekozen worden voor de impliciete leermethode.

Organisatie | Hogeschool van Amsterdam |
Opleiding | Academie voor Lichamelijke Opvoeding |
Afdeling | Bewegen, Sport en Voeding |
Jaar | 2016 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |