Het verschil in leereffect tussen expliciet en impliciet leren bij het maken van de fosburyflop bij het hoogspringen door leerlingen van het eerste en tweede jaar VWO op het voortgezet onderwijs met een leeftijd tussen de 11 en 14 jaar
Wij hanteren het label Open Access voor onderzoek met een Creative Commons licentie. Door een CC-licentie toe te kennen, geeft de auteur toestemming aan anderen om zijn of haar werk te verspreiden, te delen of te bewerken. Voor meer informatie over wat de verschillende CC-licenties inhouden, klik op het CC-icoon. Alle rechten voorbehouden wordt gebruikt voor publicaties waar enkel de auteurswet op van toepassing is.
Het verschil in leereffect tussen expliciet en impliciet leren bij het maken van de fosburyflop bij het hoogspringen door leerlingen van het eerste en tweede jaar VWO op het voortgezet onderwijs met een leeftijd tussen de 11 en 14 jaar
Wij hanteren het label Open Access voor onderzoek met een Creative Commons licentie. Door een CC-licentie toe te kennen, geeft de auteur toestemming aan anderen om zijn of haar werk te verspreiden, te delen of te bewerken. Voor meer informatie over wat de verschillende CC-licenties inhouden, klik op het CC-icoon. Alle rechten voorbehouden wordt gebruikt voor publicaties waar enkel de auteurswet op van toepassing is.
Samenvatting
Het doel van het onderzoek was om meer inzicht te geven in het effect van verschillende aanleermethodes bij het vak Lichamelijke Opvoeding (L.O.) in het voorgezet onderwijs. In dit onderzoek werd er gekeken of er een verschil in leereffect is tussen een expliciete en een impliciete leermethode, binnen het voorgezet onderwijs, bij het aanleren van de fosburyflop bij het hoogspringen. Hiernaast is gekeken of een van de twee leermethoden heeft gezorgd voor een hogere motivatie. Aan het onderzoek deden 68 proefpersonen mee, met een gemiddelde leeftijd van 12,9 (0,74) jaar. De proefpersonen zijn verdeeld in twee groepen. Een groep heeft les gehad middels een expliciete- en een groep via de impliciete leermethode. Beide groepen hebben een voor-, na- en retentiemeting gedaan en aansluitend de motivatievragenlijst (BREQ-2) ingevuld. Er werd een prestatieverbetering gevonden tussen het moment van de voor- en nameting van de impliciete en expliciete groep (F(2,116) = 27,549 p = <0,001). Het verschil tussen de impliciete- en de expliciete groep in leereffect was niet significant. Het verschil in behoud van de prestatie, gemeten op de retentietest, was significant (F(2,116) = 4,338 p=0,015). Daarbij was een significant interactie effect gevonden binnen de prestatie tussen de nameting en retentietest, de impliciete groep scoorde significant lager, dan de expliciete groep. Er werd een verbetering gevonden in de uitvoering tussen het moment van de voor- en nameting van de impliciete en expliciete groep (F(2,116) = 110,049 p = <0,001). Het verschil in leereffect en behoud met betrekking tot de uitvoering was niet significant. Er bleek dat er geen significant verschil was tussen de mate van motivatie tussen de proefpersonen van de impliciete- en expliciete leermethode (F (2,934) = 1,63;p = 0,092). Beide leermethoden blijken effectief te zijn en dus toepasbaar binnen het voortgezet onderwijs. Desondanks aan te bevelen voor L.O.-docenten binnen het VWO, om de impliciete leermethode te gebruiken, omdat deze langer beklijft.

Organisatie | Hogeschool van Amsterdam |
Opleiding | Academie voor Lichamelijke Opvoeding |
Afdeling | Bewegen, Sport en Voeding |
Jaar | 2016 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |