De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

ERVARINGEN VAN KINDEREN MET TEKENEN EN HUN VISIE DAAROP

Open access

Rechten:

ERVARINGEN VAN KINDEREN MET TEKENEN EN HUN VISIE DAAROP

Open access

Rechten:

Samenvatting

Een van de onderzoeksvragen betrof de invloed van vrienden, familieleden en docenten was op de tekenactiviteiten van kinderen. Uit de beschrijvingen van de kinderen concludeerde ik dat Nederlandse ouders het moeilijk vinden om kritiek te geven over de tekeningen van de kinderen. Ze bewaren het werk van de kinderen wel en vooral de tekeningen van de jongere kinderen worden ophangen. Ouders voelen zich meestal niet capabel genoeg om kinderen adviezen te geven over het tekenen, terwijl kinderen daar wel behoefte aan hebben.
Kinderen leren veel van elkaar en kunnen een stimulerende invloed hebben op elkaars tekenactiviteiten en de resultaten. De kinderen hebben behoefte aan docenten, die verstand hebben van het vak en waar ze een goede relatie mee hebben.
De ondervraagde kinderen willen vooral leren hoe ze ruimtelijk kunnen tekenen en hoe ze op
een realistische manier mensen kunnen weergeven. Daarnaast zijn er kinderen, die zich vooral willen bekwamen in cartoons en andere vormen van fantasie tekeningen.
Op de middelbare school kregen alle ondervraagde brugklassers van verschillende scholen les in perspectieftekenen en op sommige scholen leerden ze tevens een gezicht in de juiste verhoudingen tekenen. Het fantasietekenen was op een paar scholen nogal gestructureerd. Sommige kinderen gaven aan behoefte te hebben aan meer vrijheid. Mijn respondenten zaten op een jongen na allemaal in de brugklas en positiever over beeldende vorming dan de scholieren uit het onderzoek “De thuiskunst van scholieren” in 2008. Ik denk dat de kinderen in de brugklas, waar alle vakken nieuw zijn, misschien enthousiaster zijn dan de oudere scholieren.
De andere onderzoeksvraag was: “Wat is visie van de kinderen op het tekenonderwijs?”
De kinderen hebben wel het idee dat ze zich nog verder ontwikkelen en dat ze nog veel kunnen leren. Ze beseffen dat ze minder tekenen dan vroeger, maar zoeken de oorzaak eerder in het gebrek aan tijd dan een kritische houding. Ik heb de bevindingen van mijn respondenten later nog eens vergeleken met de antwoorden die ik had gekregen uit de twee basisschoolklassen. Daar kwam uit naar voren dat van de 48 kinderen slechts 5 kinderen niet tevreden zijn met hun resultaten. Iets meer dan de helft van de kinderen (29) tekent minder vaak dan een paar jaar geleden, maar ze zijn niet ontevreden over hun tekeningen. Uit de vragenlijst kan tevens geconcludeerd worden dat kinderen graag driedimensionaal, mensen en dieren willen leren tekenen.
De kinderen gaan er vanuit dat ze door veel te oefenen vooruit gaan en dat talent daarbij geen rol speelt. Pas als je later tekenen wilt gebruiken in je beroep heb je talent nodig. Ze zijn zich er van bewust dat er veel meningen zijn over kunst en dat het daardoor moeilijk is om kunst te beoordelen. Zelf geven ze op deze leeftijd vooral de voorkeur aan realistische, herkenbare tekeningen. De tekeningen van kinderen worden naar mate ze ouder worden steeds conventioneler, omdat ze -zoals Breeuwsma(2005) beschrijft- steeds meer begrip hebben van de afbeeldingsrelatie tussen een tekening en de werkelijkheid. Dat de tekeningen steeds conventioneler worden hoeft niet te betekenen dat de scholieren zich niet ontwikkelen. Het kan ook zijn dat dit een natuurlijke ontwikkelingsfase is, zoals Picasso op jonge leeftijd ook erg conventioneel tekende en later op zoek ging naar andere manieren om de werkelijkheid weer te geven. Kinderen kunnen op deze leeftijd niet-realistische schilderijen wel herkennen als kunst, maar waarderen het zelf niet altijd. Ik denk dat het een positieve ontwikkeling is dat er op de middelbare school veel aandacht is voor reflectie en kunstbeschouwing. Kinderen krijgen hierdoor een ander referentiekader. Achteraf gezien heb ik weinig vragen gesteld over expressief tekenen. De kinderen vertelden daar uit zich zelf niet veel over. Het narratieve karakter van tekeningen kwam ook niet echt in mijn onderzoek naar voren. Het creëren van een eigen wereld en dit delen met vrienden was wel iets waar kinderen zelf over vertelden. De omgang met leeftijdgenoten is erg belangrijk bij het tekenen en omgaan met kinderen, die tekenen niet kinderachtig vinden, heeft een positief effect op de eigen tekenactiviteiten. Het onderzoek van Jolley (2010) geeft een positief beeld van de ervaringen die de kinderen met tekenen hebben. De meerderheid van de kinderen tekent nog steeds graag. Er is volgens Jolley niet veel bewijs dat er sprake is van een lichte afname van tekenactiviteiten. In de interviews waren de kinderen net als in het onderzoek van Jolley overwegend positief. Er is wel een mogelijkheid dat kinderen sociaal wenselijke antwoorden geven en dat er daardoor een vertekend en positiever beeld uit dit onderzoeknaar voren komt. Bij de selectie van de respondenten was rekening gehouden met hun interesse in het vak tekenen. In tegenstelling tot wat de ouders over de kinderen vertelden voorafgaand aan de interviews waren sommige kinderen positiever over het tekenen en hun tekenontwikkeling. De vragenlijst leek mij een goed middel als aanvulling op de interviews, omdat er dan geen sprake is van een selectie. De kinderen vulden de vragenlijst anoniem op school in hun eigen groep in, maar daardoor is het niet uitgesloten dat ze elkaars antwoorden beïnvloeden.

Toon meer
OrganisatieAmsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
OpleidingMaster Kunsteducatie
AfdelingBreitner Academie
Datum2011-06-10
TypeMaster
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk