De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Peer assessment in de lichamelijke opvoeding. Kunnen en willen leerlingen uit de vierde klas elkaar beoordelen bij het onderdeel hoogspringen?

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Peer assessment in de lichamelijke opvoeding. Kunnen en willen leerlingen uit de vierde klas elkaar beoordelen bij het onderdeel hoogspringen?

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Beoordelen wordt in vele contexten gedaan en zo ook binnen de lichamelijke opvoeding van een middelbare school. Het beoordelen van leerlingen is belangrijk om het leerproces van leerlingen te sturen, het niveau van de leerlingen te bepalen, het onderwijs en de kwaliteit ervan te evalueren en om leerlingen te kunnen selecteren voor overgang naar een nieuw schooljaar. Bovendien kun je door leerlingen te beoordelen ze extra motiveren of je waardering laten blijken. Het beoordelen van leerlingen is bij elk vak in het onderwijs natuurlijk ook een verplichte documentatie voor het wettelijke kader. De kwaliteit van een beoordeling hangt af van de validiteit, de betrouwbaarheid, de objectiviteit, de transparantie en de normering van de beoordeling.
Leerlingen beoordelen in het onderwijs kan op verschillende manieren aangepakt worden: van methodes waarbij de leerkracht alles bepaalt en controleert tot een manier van beoordelen waarbij de leerlingen zichzelf beoordelen. Een manier van beoordelen waarbij leerlingen in mindere mate dan het zelf assessment invloed hebben op de beoordeling is het peer assessment. Het peer assessment is een proces waarbij leerlingen producten of andere opbrengsten van medeleerlingen evalueren, op basis van vastgestelde criteria of zelfgeselecteerde criteria. In dit onderzoek is het peer assessment toegepast in de lichamelijke opvoeding bij een lessenreeks hoogspringen voor de klassen 4 havo en 4 vwo van het Merletcollege in Cuijk.
De onderzoeksvraag behorende bij dit onderzoek is: 'Ik onderzoek de capaciteit van leerlingen om medeleerlingen te beoordelen om er achter te komen of leerlingen objectief en volgens de maatstaven van de school kunnen beoordelen'. Om op deze onderzoeksvraag antwoord te kunnen geven wordt er in een 4 havo en in een 4 vwo klas op het onderdeel hoogspringen op twee manieren beoordeeld. Allereerst zal iedere leerling een medeleerling beoordelen op basis van door de leerkracht vastgestelde criteria en daarnaast zal de leerkracht zelf iedere leerling uit zijn klas beoordelen op basis van dezelfde vastgestelde criteria.
De leerlingen worden beoordeeld op vier onderdelen binnen het domein hoogspringen: de bewegingsuitvoering van de fosbury flop, de behaalde hoogte in les 3, de vooruitgang in de bewegingsuitvoering in de lessen en tot slot de inzet van de leerlingen in de lessen. Deze vier deelcijfers vormen samen uiteindelijk een eindcijfer. In de laatste les van de lessenreeks wordt er beoordeeld en wordt er tevens aan het eind van de les een vragenlijst ingevuld door de leerlingen en door de leerkracht. Dit om er achter te komen hoe de beoordelaar het beoordelen heeft ervaren.
De cijfers die de leerlingen elkaar hebben gegeven en de cijfers die de leerkracht aan de leerlingen heeft gegeven zijn na het uitvoeren van het onderzoek naast elkaar gelegd om overeenkomsten en verschillen te ontdekken. Uit deze vergelijking is gebleken dat in de 4 havo klas de leerlingen elkaar een hoger cijfer hebben gegeven dan de leerkracht. De verschillen tussen deze twee eindcijfers lopen op tot maximaal 3,5 punt verschil. In deze extreme gevallen heeft de leerkracht een onvoldoende gegeven aan de leerling, terwijl een medeleerling een erg hoog cijfer heeft gegeven. In deze klas wijkt 50% van de leerlingen met het gegeven cijfer minder dan één punt af van het cijfer dat de leerkracht heeft gegeven. De overige leerlingen wijken met hun cijfer meer dan één punt af, of in 22,2% van de gevallen zelfs meer dan twee hele punten van het cijfer van de leerkracht.
In de 4 vwo klas liggen de cijfers die de leerlingen elkaar hebben gegeven dichter bij de cijfers die de leerkracht heeft gegeven. De leerkracht heeft in deze klas ook maar één onvoldoende gegeven. In deze klas wijkt 75% van de leerlingen met het gegeven cijfer minder dan één punt af van het cijfer dat de leerkracht heeft gegeven. De overige 25% wijkt met het cijfer tussen de één en twee punten af van het cijfer van de leerkracht.
Ook zijn de resultaten van de vragenlijsten verwerkt in dit onderzoek. Uit een vergelijking tussen de vragenlijsten van 4 havo en 4 vwo bleek dat de leerlingen van 4 havo minder feedback hebben gegeven aan elkaar dan de leerlingen van 4 vwo. Uit de vragenlijst van de leerkracht is ook gebleken dat de meeste leerlingen uit de 4 havo klas niet serieus bezig zijn geweest met de opdracht, in tegenstelling tot de leerlingen van 4 vwo. De meeste leerlingen geven in de vragenlijst ook aan dat ze best vaker in het jaar een medeleerling willen beoordelen op een bewegingsvaardigheid.
Uit de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat leerlingen uit 4 havo en 4 vwo volgens de maatstaven van de school kunnen beoordelen mits de leerlingen een duidelijke instructie krijgen en zich aan duidelijk opgestelde criteria kunnen houden. Leerlingen uit 4 vwo kunnen het echter beduidend beter!
De beoordelingen die leerlingen elkaar geven komen lang niet altijd overeen met de beoordelingen van de docent. Het verschil hierin zit vaak in het feit dat leerlingen elkaar geen laag cijfer of onvoldoende willen geven vanwege sociaal wenselijk gedrag, terwijl een leerkracht dit wel doet.
Bij de verschillende aspecten die de kwaliteit van een beoordeling bepalen zijn een aantal aspecten discutabel bij de beoordelingen van de leerlingen. De betrouwbaarheid van de gegeven cijfers is sterk afhankelijk geweest van de bewegingsvaardigheid hoogspringen. De fosbury flop is een erg complexe beweging en daarom moeilijk uit te voeren en dus ook te beoordelen. De betrouwbaarheid van de cijfers was hoger geweest bij een bewegingsvaardigheid waar leerlingen meer bekend mee zijn en een beter beeld van hebben. De objectiviteit van de beoordelingen van de leerlingen ligt ook niet erg hoog. De leerlingen hebben een klasgenoot moeten beoordelen en dit was in de meeste gevallen toch vaak iemand waar de leerlingen het goed mee konden vinden. De leerlingen zullen geen laag cijfer hebben durven geven aan een klasgenoot. De beoordelingen zijn sterk afhankelijk geweest van de beoordelaar en daarmee niet erg objectief.
De beoordelingsopdracht had nog duidelijker uitgelegd kunnen worden in de laatste les, zodat de transparantie van de beoordelingen nog beter zou worden. Ook de normering van de cijfers had extra uitleg mogen krijgen. Verder zijn de beoordelingen van de leerlingen wel voldoende valide en hebben de duidelijke en overzichtelijke hulpmiddelen voor het beoordelen, bijgedragen aan een goede kwaliteit van de beoordelingen.
Het onderzoek is uitgevoerd in slechts twee klassen en dat maakt de betrouwbaarheid van het gehele onderzoek minimaal. De resultaten van het onderzoek zijn dan ook discutabel als gekeken wordt naar de context waarin het is uitgevoerd. Ook de vragenlijst had verbeterd kunnen worden door er meer specifieke vragen in op te nemen die gaan over de verantwoording van de gegeven cijfers en vragen die een antwoord kunnen op de vraagstelling van het onderzoek.
Dit onderzoek kan gebruikt worden door mijn stageschool en kan hen helpen bij beslissingen over het beoordelen in de les lichamelijke opvoeding. Verder kan het onderzoek van nut zijn voor scholen die het peer assessment op willen nemen in het schoolprogramma en voor studenten die zelf onderzoek gaan doen naar het peer assessment in het onderwijs.

Toon meer
OrganisatieFontys
AfdelingFontys Sporthogeschool
Jaar2010
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk