Samenvatting

Een interventieonderzoek naar leerresultaat in het zwemonderwijs.
Dit onderzoek heeft zich gericht op een autonomie-bevorderend zwemonderwijs in het voor- en hoofdtraject van het zwemdiploma A. Er is onderzocht of er een aantoonbaar verschil in leerresultaat optreedt tussen een autonomie-bevorderend onderwijs en directe instructie.
Om het effect zichtbaar te maken is binnen het schoolzwemmen gekeken naar de zwemvaardigheid gericht op een aantal basiselementen van het zwemdiploma A. 36 leerlingen hebben deelgenomen aan het onderzoek, verdeeld over het voor- (N=20) en hoofdtraject (N=16). In beide trajecten zijn de leerlingen at random verdeeld over de conditie directe instructie (controlegroep) en een autonomie-bevorderend onderwijs (interventiegroep). Gedurende 10 weken hebben de leerlingen aan de hand van een vooraf ontworpen lesplan dezelfde lesstof aangeboden gekregen, verschillend in uitvoering. Bij de interventiegroep kwam de instructie via zwemstuurkaarten en beeldmateriaal. Bij de controlegroep kwam de instructie alleen via de zwemonderwijzer. Het leerresultaat is gemeten aan de hand van een observatie in week 1, 5 en 10.
Dit onderzoek heeft aangetoond dat een autonomie-bevorderend zwemonderwijs in het voor- en hoofdtraject van het zwemdiploma A kan worden toegepast. Opvallend is dat bij beide interventiegroepen gemiddeld over alle onderdelen een groter leerresultaat optreedt.