De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Praktische toepasbaarheid van rookbeheersing ten behoeve van het veilig kunnen ontvluchten bij brand: methoden en achtergronden

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Praktische toepasbaarheid van rookbeheersing ten behoeve van het veilig kunnen ontvluchten bij brand: methoden en achtergronden

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Een brand in grote overdekte ruimten zoals aria’s, vides en serres, of in een ruimte grenzend daaraan, kan ertoe leiden dat de grote ruimte wordt gevuld met rook. Vluchtwegen kunnen hierdoor worden geblokkeerd, waardoor veilig vluchten niet meer mogelijk is.

In het algemeen spreken we over brand, als een ongewenste verbranding optreedt. De uitbreiding van een brand in een min of meer omsloten ruimten, wordt bepaald door òf de brandbaarheid van de in de ruimte aanwezige materialen òf de toevoer van zuurstof. Deze twee situaties worden respectievelijk de brandstof- en ventilatiebeheerste toestand genoemd. De rook die vrijkomt bij verbranding is een mengsel van rookgassen en roetdeeltjes. Rook ontneemt zicht, wat het vluchten belemmert, en kan door gevaarlijk hoge temperaturen en toxische gassen voor gevaren zorgen. Je kunt stellen dat de rook de grootste boosdoener is bij brand, te meer omdat rook zich gemakkelijk kan verspreiden.

Om de risico’s te beperken streeft de regelgeving een zeker veiligheidsniveau na. Relevante regel¬geving terug te vinden in het Bouwbesluit. Zij verwoordt zichzelf in de vorm van grens¬waarden aan gebouwonderdelen. Het veiligheidsniveau is een niveau dat gelijk staat aan een niveau dat bereikt wordt wanneer aan de grenswaarden is voldaan. Als het Bouwbesluit niet voorziet in een grenswaarde, kan op basis van gelijkwaardigheid worden aangetoond dat het veiligheidsniveau gelijk is aan dat niveau dat het Bouwbesluit voor ogen heeft.

Voor de modellering van rookstromen zijn meerdere methoden beschikbaar. In dit rapport is de aandacht gericht op het RWA-model (Rook- en WarmteAfvoer) en het vultijdenmodel. Deze rekenmodellen voorzien in een methode aan de hand waarvan uitspraken gedaan kunnen worden over onder andere het massadebiet, het vermogen en de temperatuur van de geproduceerde rook.

Het RWA-model vindt haar toepassing in de berekening van de oppervlakte van de toe- en afvoeropeningen. Hierbij baseert het model zich op de eigenschappen van de rookstroom na opstijging. De brandsituatie waar het RWA-model vanuit gaat is stationair; de aan- en afvoer van rookmassa en vermogen is constant. Het vultijdenmodel heeft tot doel de tijd te bepalen waarin vooraf bepaalde condities als rookvrije hoogte en temperatuur zijn gewaarborgd. Daarvoor wordt per tijdsstap de aan- en afvoer van rookmassa en vermogen bepaald.

Wanneer de modellen tegen elkaar worden afgewogen, blijken er inhoudelijke verschillen te bestaan. Deze zijn het gevolg van invloedsfactoren die verschillend worden gewogen. Deze verschillen doen echter niets af aan de betrouwbaarheid van de modellen. Beide modellen kunnen als benadering van de werkelijkheid worden gebruikt.

Voor de beheersing van rook kan gebruik gemaakt worden van installatietechnische voorzieningen, bijvoorbeeld natuurlijke en mechanische rookafvoersystemen en bouwkundige voorzieningen, zoals rookdichte scheidingen.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Utrecht
OpleidingBouwkunde
AfdelingGebouwde Omgeving
Jaar2006
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk