De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Modified constraint-induced movement therapy : de ultieme aanpak bij kinderen met hemiplegische cerebrale parese?

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Modified constraint-induced movement therapy : de ultieme aanpak bij kinderen met hemiplegische cerebrale parese?

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Modified constraint – induced movement therapy;…de ultieme
aanpak bij kinderen met hemiplegische Cerebrale Parese?
Achtergrond: Bij 33% van de kinderen met Cerebrale Parese wordt een hemiparese gediagnosticeerd. Eén
van de meest invaliderende symptomen hierbij is een eenzijdig aangedane hand- en armfunctie. Tijdens de
ontwikkeling van de motoriek negeren kinderen met hemiparese hun aangedane ledemaat of leren hier geen
gebruik van te maken. Van jongs af aan leren zij strategieën en technieken aan om taken met één hand uit te
voeren. Zij ontdekken dat het uitvoeren van taken met de niet-aangedane hand effectiever en efficiënter
verloopt dan met de aangedane arm. Modified constraint- induced movement therapy (mCIMT) lijkt een
veelbelovende therapie voor het verbeteren van de handfunctie bij kinderen met hemiparetische Cerebrale
Parese.
Vraagstelling: Wat zijn de effecten van modified constraint- induced movement therapy op het functioneren
van de bovenste extremiteit bij kinderen met hemiparetische Cerebrale Parese?
Doel: Door middel van een kritische evaluatie van de gebruikte onderzoeken wordt getracht te bepalen of
mCIMT een positief effect heeft op het functioneren van de bovenste extremiteit bij kinderen met
hemiparetische Cerebrale Parese.
Methode: Literatuuronderzoek. Verschillende databanken en zoekmachines zijn geraadpleegd, waaronder
PubMed, PEDro, Google Scholar en de Cochrane Library.
Resultaten: De resultaten lijken veelbelovend. Uit de onderzoeken blijkt dat de therapie leidt tot een
verbetering in het gebruik van de aangedane arm. Een kritische kanttekening die hierbij geplaatst moet
worden is dat niet alle verbeteringen, die uit de onderzoeken van Charles e.a. (2006) en Sung e.a. (2005)
naar voren komen, significant aantoonbaar zijn.
Conclusie: De therapie leidt tot een verbeterde bewegingsefficiency en vaardigheid met de betrokken
extremiteit. Daarnaast verbetert de kwaliteit van de handfunctie en schakelen kinderen hun aangedane arm
meer in. Het verschil in kracht, sensibiliteit en tonus is niet significant aantoonbaar. Er moet echter meer
stelselmatig en uitgebreid onderzoek gedaan worden naar de parameters van deze interventie. Dit omdat alle studies verschilden voor wat betreft de methodologie en gebruikte uitkomstmaten.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Utrecht
OpleidingFysiotherapie
AfdelingBewegingsstudies
Jaar2008
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk