De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Een kind wil niet in de stoel...wat nu? : een onderzoek gericht op de toepassing van gedragsbeïnvloedende technieken door leden van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde tijdens de tandheelkundige behandeling van kinderen

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Een kind wil niet in de stoel...wat nu? : een onderzoek gericht op de toepassing van gedragsbeïnvloedende technieken door leden van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde tijdens de tandheelkundige behandeling van kinderen

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in het toepassen van bepaalde
gedragsbeïnvloedende technieken tijdens de tandheelkundige
behandeling van kinderen door de leden van de Nederlandse Vereniging voor
Kindertandheelkunde (NVvK) en aan de hand van de uitkomsten het geven
van een onderbouwd advies aan tandheelkundige medewerkers hieromtrent.
Dit onderzoek is een survey met als vraagstelling welke gedragsbeïnvloedende
technieken NVvK leden toepassen tijdens de tandheelkundige
behandeling van kinderen.
De onderzoekseenheden zijn de NVvK leden die tezamen de populatie
vormen. In dit onderzoek is de gehele populatie betrokken. Er is een mail
naar het NVvK bestuur gestuurd met een link naar de site. Het bestuur heeft
deze zelf doorgestuurd naar alle 500 leden. De leden die mee wilden doen
ontvingen een unieke toegangscode en konden zo deelnemen aan de
enquête. De enquête bestond uit 28 gesloten vragen en 2 open vragen en is
gehouden van 9 mei t/m 21 mei 2010. Een face validity is toegepast om de
inhoud en samenstelling van de enquête te controleren. De data is verwerkt
met het computerprogramma SPSS 16©. De gegevens zijn met behulp van
beschrijvende statistiek geanalyseerd.
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 43 jaar, waarvan 24% man,
en 76% vrouw is. De deelnemers bestonden voor 26% uit tandartsen met
affiniteit voor kindertandheelkunde, 20% uit tandartsen; 20% uit kindertandverzorgenden
(KTV-ers) 19% uit pedodontologen; 7% uit mondhygiënisten
met affiniteit met kindertandheelkunde; en 2% uit mondhygiënisten.
Alle deelnemers gaven aan gedragsbeïnvloedende technieken te gebruiken
tijdens de behandeling van een oncoöperatief kind. De Tell Show Do
methode (TSD) werd het meest gebruikt (91%), sociale beloning , cadeautjes
en het stopsignaal werden voor meer dan 80% gebruikt. Modelling en voice
control werden voor 61% gebruikt. De Parental Presence versus Absence
techniek (PPA), distraction en fysieke bewegingsbelemmering werden ongeveer
evenveel gebruikt (tussen 41-54%). Narcose, sedatie middels medicatie,
sedatie middels inhalatie en hypnose werden niet zo vaak gebruikt (tussen
de 13-30%). De Hand over Mouth (HOM) werd voor 4% gebruikt.
De respondenten afgestudeerd in de periode na 2000 gebruikten in
vergelijking met de andere groepen het meest de PPA techniek en sedatie
middels medicatie. Bij de groep respondenten afgestudeerd in de periode
van 1970-1979 wordt fysieke bewegingsbelemmering en narcose veel meer
toegepast dan bij de andere groepen afgestudeerden terwijl zij de PPA techniek
slechts matig toepassen.
Het blijkt dat de basale technieken zoals TSD, cadeautjes en sociale beloning
over het algemeen door alle respondenten opgeleid aan de verschillende
onderwijsinstellingen voor ongeveer 80-100% worden toegepast. Hanze
Hogeschool Groningen (HHG) scoorde voor het gebruik van het stopsignaal,
TSD, distraction, modelling en voice control het hoogst en past geen fysieke
bewegingsbelemmering toe. De Hogeschool Utrecht scoort het laagst voor
voornoemde technieken, maar voor fysieke bewegingsbelemmering het
hoogst (60%).
Mannen en vrouwen verschillen niet of nauwelijks qua toepassing van de
volgende gedragstechnieken (verschil <5%): stopsignaal, modelling, sedatie
middels inhalatie- en medicatie. Mannen gebruiken HOM, TSD, cadeautjes,
PPA techniek, voice control, fysieke bewegingsbelemmering iets meer dan
de vrouwen (verschil tussen 5,3-12,2%).
Distraction en narcose worden veel meer door mannen dan door vrouwen
gebruikt.(verschil 20-21,8%).
De mate van kennis van de PPA techniek die de respondenten meent te
bezitten werd door 52% als "goed" omschreven; voor 28% redelijk; voor 8%
matig en voor 2% slecht.
Uit de controlevraag bleek dat 37,5% de PPA techniek toepast zonder dit
te weten.
De respondenten gaven aan de TSD , cadeautjes en sociale beloning het
meest te gebruiken en dat kwam overeen met het onderzoek van Flanagan
et al, (2007).
Tijdens sealen, restauratieve- en spoedeisende behandelingen werd naast
deze technieken ook regelmatig gekozen voor de PPA techniek. Deze resultaten
komen overeen met het onderzoek van Kotsanos et al, (2005) waarin
wordt aangegeven dat het toepassen van de PPA techniek succesvol is om
de medewerking te verkrijgen van aanvankelijk oncoöperatieve kinderen.
De respondenten in dit onderzoek maken gemiddeld slechts voor 4%
gebruik van de HOM techniek. Deze resultaten komen ook overeen met het
onderzoek van Flanagan et al, (2007) waarin deze ook niet word aangemoedigd
als gedragsbeïnvloedende techniek. Uit andere onderzoeken is ook
gebleken dat deze methode heel weinig gebruikt wordt, (Crossley et al, 2002;
Adair et al, 2007) met uitzondering voor mannen ouder dan 45 jaar (Adair et
al, 2007). Dat mannen vaker Hand over Mouth, fysieke bewegingsbelemmering
en narcose gebruiken is ook gebleken uit onderzoek van Peretz (2003) ,
doch de verschillen in dat onderzoek waren niet significant. Uit de resultaten
blijkt dat mannen de PPA techniek iets vaker toepassen dan vrouwen.
Dit is in tegenstelling tot het onderzoek van Adair et al, (2007), waaruit blijkt
dat mannen van 45 jaar en ouder liever kozen voor ouderlijke afwezigheid
tijdens routineonderzoek, Oral Prophylaxis en restauratieve behandelingen.
Fysieke bewegingsbelemmering wordt in de milde vorm toegepast en wel
door middel van Mouthprops en vasthouden door assistent of ouder.
De papooseboard, head-immobilizer en velcro straps worden door geen
van de respondenten gebruikt. Dit resultaat komt overeen met het onderzoek
van Crossley et al, (2002) waarbij bleek dat de Britse behandelaar geen
voorstander is van aversieve technieken (extreme vormen van fysieke
bewegingsbelemmering).

Toon meer
OrganisatieHogeschool Utrecht
OpleidingMondzorgkunde
AfdelingParamedische Studies
Jaar2010
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk