De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen

In hoeverre kunnen grootouders een omgangsregeling met hun kleinkinderen afdwingen bij de rechter gelet op het begrip nauwe persoonlijke betrekking genoemd in artikel 1:377a BW?

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen

In hoeverre kunnen grootouders een omgangsregeling met hun kleinkinderen afdwingen bij de rechter gelet op het begrip nauwe persoonlijke betrekking genoemd in artikel 1:377a BW?

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Deze scriptie heeft betrekking op de betrokken grootouders. Het komt vaak voor dat grootouders hun kleinkinderen, na het uit elkaar gaan van de ouders, niet meer zien. Het probleem rondom de omgangsregeling heeft eigenlijk altijd al bestaan. Er is weer aandacht voor het probleem gekomen door de initiatiefnota van de leden Oskam en Keijzer op 3 maart 2015. De nota beschrijft de noodzakelijkheid van de omgangsregeling voor de grootouders en het kleinkind. Daarnaast stelt de nota dat de term grootouders moet worden opgenomen in artikel 1:377a BW. Helaas werd het wetsvoorstel verworpen.
Het doel van dit onderzoek is om grootouders te adviseren hoe zij een omgangsregeling met hun kleinkind kunnen afdwingen bij de rechter op basis van een nauwe persoonlijke betrekking. In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:
In hoeverre kunnen grootouders een omgangsregeling met hun kleinkinderen afdwingen bij de rechter gelet op het begrip nauwe persoonlijke betrekking genoemd in artikel 1:377a BW?
Grootouders kunnen momenteel, op grond van artikel 1:377a BW, een omgangsregeling verzoeken door een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank. De rechter zal dan toetsen of grootouders een omgangsregeling kunnen treffen met hun kleinkinderen.

Tijdens de ontvankelijkheidstoets beoordeeld de rechter of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Hierbij toetst de rechter of de relatie tussen de grootouders en het kleinkind, de normale relatie tussen grootouders en kleinkinderen overstijgt. De nauwe persoonlijke betrekking is afgeleid van artikel 8 EVRM ‘family life’. Vaak is er sprake van een nauwe persoonlijke betrekking als grootouders, naast het aantonen van bloedverwantschap, bijkomende omstandigheden kunnen aantonen. Indien er een nauwe persoonlijke betrekking is vastgesteld door de rechter, wordt het verzoek ontvankelijk verklaard. De rechter zal daarna inhoudelijk toetsen of er een omgangsregeling tot stand kan komen. Hierbij beoordeeld de rechter of een regeling wel in het belang van het kind is. In de meeste zaken is een regeling in het belang van het kind, als de omgang aan bepaalde voorwaarde voldoen. Tijdens de laatste stap beoordeeld de rechter of een omgangsregeling niet in strijd is met de ontzeggingsgronden.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de rechtspositie van grootouders in het omgangsrecht zwak is. Het blijft voor grootouders moeilijk om een omgangsregeling te treffen als zij geen belangrijke rol in het leven van hun kleinkind spelen. Een omgangsregeling kan pas met succes worden afgedwongen als grootouders kunnen aantonen dat zij naast het hebben van een bloedband, in een nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind. Maar voorlopig blijft het voor de “normale” grootouder een lastige taak om een omgangsregeling met hun kleinkind te treffen. Uiteindelijk gaat het niet om het belang van de grootouders, maar om het belang van het kind.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Utrecht
OpleidingIvR HBO Rechten
AfdelingRecht
PartnerStichting Oprecht Scheiden
Jaar2017
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk