Samenvatting

Probleemstelling: Er zijn verschillende visies over de leeftijdscategorie waarbij post-operatief het beste resultaat te behalen valt met betrekking tot het binoculair zien bij patiënten met infantiele esotropie.
Vraagstelling: Wat is het effect van vroeg (< 2 jaar) of laat (> 2 jaar) opereren op de mate
van binoculair zien bij patiënten met infantiele esotropie?
Doelstelling: Het vergelijken van verschillende visies en onderzoeksresultaten over het
verschil tussen vroeg of laat opereren en de te behalen mate van binoculair zien bij
patiënten met een infantiele esotropie.
Materiaal & Methode: Voor deze literatuurstudie is gebruik gemaakt van publicaties van
wetenschappelijke artikelen verkrijgbaar via internet en verscheidene databanken. De
selectiecriteria liggen bij artikelen ouder dan het jaar 1990 waarin er sprake is van
onderzoek naar vroeg en/of laat opereren bij een infantiele esotropie en het effect hiervan op
het binoculair en stereoscopisch zien.
Conclusie: Vroege chirurgie, voor de leeftijd van 2 jaar, valt in de periode van snelle rijping en de geleidelijke verbetering van de ontwikkeling van het binoculaire systeem. Wanneer er in deze periode een rechte oogstand bereikt wordt, is er meer kans op het bereiken van binoculair zien. Uit de onderzochte artikelen komt duidelijk naar voren dat hoe eerder er geopereerd wordt, zelfs voor het 1e levensjaar, de kans op binoculair zien aanzienlijk groter is. Na het 1e levensjaar neemt de kans hierop geleidelijk af tot een leeftijd van 2 jaar, waarna een chirurgische ingreep zeer weinig tot geen effect heeft op het binoculair zien.