De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Burden sharing in security organizations

Broadening the burden sharing debate

Rechten:

Burden sharing in security organizations

Broadening the burden sharing debate

Rechten:

Samenvatting

Sommige veiligheidsproblemen kunnen individuele landen niet alleen oplossen. We noemen de bijdrage aan deze veiligheidsproblemen ook wel Internationale Publieke Goederen (IPG). Omdat het gewenste veiligheidsniveau niet op een effectieve of efficiënte wijze door een individueel land kan worden gerealiseerd, kan dit ertoe leiden dat landen besluiten een collectief te vormen. De Noord Atlantische Verdrag Organisatie (NAVO) is een voorbeeld van een dergelijke samenwerking. In de praktijk hechten landen niet altijd evenveel waarde
aan de totstandkoming van een bepaald goed. De bereidheid van een land om bij te dragen aan het publieke goed hangt samen met de waargenomen voordelen die voortkomen uit
de productie van het goed. Echter het probleem met publieke goederen is dat landen die niet bijdragen, niet kunnen worden uitgesloten van het gebruik van het goed. Hierdoor is
de prikkel om te investeren in publieke goederen vaak zwak, waarbij er een kans op free riding gedrag van landen aanwezig is. Het is daarom van belang dat landen overeenstemming
bereiken over de te realiseren doelstellingen en afspraken maken over de lastenverdeling om zo een eerlijke verdeling van de kosten te bewerkstelligen. Het doel van dit onderzoek is om bestaande kennis over het lastenverdeling gedrag van landen binnen veiligheidsorganisaties uit te breiden. Het onderzoek is daarmee een antwoord op een aantal lacunes in de literatuur en sluit aan bij het hedendaagse politieke debat. Hiervoor worden drie paradigma’s onderscheiden. Deze paradigma’s worden beschouwd als de belangrijkste vragen die moeten worden beantwoord om lastenverdeling gedrag binnen veiligheidsorganisaties beter te kunnen begrijpen. Het eerste paradigma bestudeert de vraag: hoe is de last verdeeld? De bijdrage van landen aan verschillende internationale publieke goederen wordt onderzocht in hoofdstuk drie, vier en vijf. De parameters die in deze hoofdstukken worden gebruikt hebben als doel de lastenverdeling discussie te verbreden, van een eenzijdige discussie gericht op defensie uitgaven naar een bredere kijk op lastenverdeling. Ook wordt de relevantie van het gebruik van meerdere parameters voor het meten van de lastenverdeling aangetoond. De samenwerking tussen landen verandert steeds vaker van formele allianties (zoals NAVO) naar samenwerkingsvormen met een meer ad hoc karakter (bijvoorbeeld Coalitions of the Willing). Paradigma twee gaat over ‘de drijfveren van staten om wel of niet bij te dragen aan het collectief’. Dit paradigma biedt inzicht in welke landen bereid zijn een bijdrage te leveren aan welke dreigingen en helpt om de motieven, sterke en zwakke punten van landen beter te begrijpen. Wanneer wordt uitgegaan van elkaars sterke punten, en er wederzijds begrip en erkenning is voor de bijdrage die wordt geleverd, kan het de discussie tussen landen over lastenverdeling van het negatieve naar het positieve brengen. Onderzoekers stellen dat het onwaarschijnlijk is dat landen meewerken, tenzij het in hun belang is. Sommige onderzoekers suggereren een relatie tussen de bijdrage aan VN-operaties en de ambitie van een land om een tijdelijke zetel in de VN Veiligheidsraad te bemachtigen. In hoofdstuk zes wordt deze relatie verder onderzocht. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat als de ambitie om een tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad te bemachtigen, of een tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad te hebben van invloed is op het besluit van een land om deel te nemen aan VN-vredesmissies, het merendeel van de landen er niet voor kiest om hun bijdrage aan VN-operaties te verhogen rond verkiezingstijd. Al met al geven de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten geen indicatie voor een causaal verband tussen VN-vredesoperaties en de verkiezingen voor de tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad. Het derde paradigma legt uit hoe de verschillende bijdragen van landen aan collectieve goederen kunnen worden opgeteld. Empirisch onderzoek naar best shot-goederen en weakest-link goederen is schaars in de literatuur. Hoofdstuk zeven draagt bij aan de literatuur over lastenverdeling door middel van een empirische studie naar een weakest-link goed. Het levert inzicht in het lastenverdeling gedrag van 174 landen bij de bestrijding van terrorismefinanciering. De resultaten tonen aan dat de economisch ontwikkelde landen een onevenredig groter deel van de collectieve kosten van de bestrijding van terrorisme financiering dragen dan de arme landen. Bij de bestrijding van terrorismefinanciering zijn de inspanningen van naties niet substitueerbaar, en bijgevolg bepaalt de staat met de kleinste individuele bijdrage het niveau van het collectieve goed. Landen die de Financial Action Task Force (FATF) standaarden niet implementeren kunnen de acties van de landen die dat wel doen, ongedaan maken. De effectiviteit van de samenwerking wordt daarmee bepaald door de zwakste schakels. In dit specifieke geval beïnvloedt het weakest-link principe de alliantie op verschillende manieren. Het levert nieuwe lastenverdeling vraagstukken op zoals, zijn landen het eens over hoe de zwakke schakel kan worden opgeheven en hoe de hier uit voortvloeiende kosten onder de leden kan worden verdeeld. De belangrijkste bijdrage van deze studie is dat, hoewel het multi-product en multidimensionale karakter van de bijdragen van staten meer omvattend en geïntegreerd onderzoek vereist, studies naar lastenverdeling meestal worden uitgevoerd binnen een van de drie specifieke paradigma’s, waarbij de daaruit voortvloeiende hoofdvraag wordt bestudeerd gebruikmakend van de methodologische benadering die kenmerkend is voor het paradigma. Om ons begrip van lastenverdeling te vergroten, is er behoefte aan een meer interdisciplinaire benadering waarin de belangrijkste vragen en methoden worden geïntegreerd om interactie tussen onderzoek disciplines te bewerkstelligen. De discussie over de totstandkoming van internationale collectieve goederen dient te beginnen met het definiëren van het karakter van het goed (summation good, weakest link good, best shot good) en de last (paradigma drie), voordat enige discussie kan plaatsvinden over de verdeling van de last (paradigma één). Een discussie over de verdeling van de lasten moet hand in hand gaan met kennis over de mogelijkheid en bereidheid van landen om bij te dragen aan het collectief (paradigma twee).

Toon meer
Trefwoorden
OrganisatieMinisterie van Defensie - NLDA
AfdelingFaculteit Militaire Wetenschappen
LectoraatMilitaire Bedrijfswetenschappen
Datum2022-05-30
TypeBoek
ISBN9789499124189
TaalEngels

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk