De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Masterthesis Impulsiviteit meetbaar maken binnen de PMT

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Masterthesis Impulsiviteit meetbaar maken binnen de PMT

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Binnen de forensische psychiatrie is het primaire doel van de behandeling van cliënten altijd het terugdringen van het risico op recidive. Om beter in staat te zijn het delictrecidive van cliënten terug te dringen, wordt naar dit risico regelmatig onderzoek verricht. Daarbij speelt risicotaxatie een grote rol, hiermee kan namelijk bepaald worden hoe intensief en op welk gebied de cliënt behandeling nodig heeft. Iemand met een groot risico op recidive heeft een intensievere behandeling nodig dan iemand met een klein risico op recidive (Andrews, Bonta en Hoge, 1990). Twee van de onderzoeken op dit terrein betreffen de in Canada ontwikkelde instrumenten Historical Clinical Risk - 20 (HCR-20) (Douglas, Webster, Hart, Eaves & Ogloff, 2001) en de Sexual Violence Risk - 20 (SVR-20) (Boer, Hart, Kropp & Webster, 1997). Mede aan de hand van deze Buitenlandse instrumenten is door het Comité instrumentarium forensische psychiatrie (CIFP, 2000) een specifiek voor de Nederlandse situatie ontworpen instrument ontwikkeld, de Historisch-Klinisch-Toekomst-30(HKT-30) (Ministerie van Justitie, 2002). Hierin worden een aantal factoren onderscheiden die bijdragen aan het verhogen van risicogevaar van de cliënt. Deze risicofactoren worden verdeeld in veranderbare (klinische dynamische) en niet veranderbare (statische) risicofactoren. Binnen de behandeling in De Woenselse Poort wordt gewerkt aan de dertien klinisch dynamische risicofactoren (KDR) van de HKT-30. Dit zijn: probleeminzicht, psychotische symptomen, middelengebruik, impulsiviteit, empathie, vijandigheid, sociale en relationele vaardigheden, zelfredzaamheid, acculturatieproblematiek, attitude ten opzichte van behandeling, verantwoordelijkheid voor het delict, seksuele preoccupatie en copingvaardigheden. Het doel is deze dertien KDR's in positieve zin te beïnvloeden, in de hoop dat het risico op delict recidive afneemt.
De doelgroep in De Woenselse Poort zijn cliënten met persoonlijkheidsproblematiek, psychosen of een licht verstandelijke handicap, die een zeden- of geweldsdelict(en) hebben gepleegd en hiervoor zijn veroordeeld tot terbeschikkingstelling (TBS).1
De instelling heeft de Psychomotorisch Therapeut gevraagd om te onderzoeken in hoeverre de observatie door Psycho Motorische Therapie (PMT), die voorafgaat aan de PMT-behandeling, erin slaagt om zicht te krijgen op de mate waarin de risicofactoren op dat moment aanwezig zijn bij de cliënt. Omdat het ondoenlijk is in dit onderzoek op alle dertien KDR's in te gaan, is besloten om één item te kiezen: impulsiviteit. De reden hiervoor is tweeledig. In de eerste plaats komt uit het literatuuronderzoek van Brouwers, Appelo &. Oei (2005) naar voren dat er een relatie bestaat tussen impulsiviteit en gewelddadig gedrag. In de tweede plaats is impulsiviteit een van de DSM-IV-kenmerken van de antisociale persoonlijkheidsstoornis (DSM-IV-TR, 2001). Aangezien in De Woenselse Poort negentien van de vierentachtig klinische cliënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn gediagnosticeerd, is impulsiviteit een van de meest relevante risicofactor(en). Tevens wordt impulsiviteit binnen de instelling veelal gezien als goed behandelbaar door middel van PMT. Zo is er door Kuin een impulscontrolemodule ontwikkeld (Kuin 2000).Ook wijst klinische ervaring uit dat dit gedrag veelal naar voren komt tijdens sport- en spelsituaties.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Windesheim
AfdelingHuman Movement & Sports
PartnerDe Woenselse Poort, Eindhoven
Jaar2010
TypeMaster
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk