De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Digitale participatie onder ouderen: een praktijkgericht onderzoek naar het ondersteunen van Harderwijkse ouderen in het leerproces rondom het digitaal participeren

Open access

Rechten:

Digitale participatie onder ouderen: een praktijkgericht onderzoek naar het ondersteunen van Harderwijkse ouderen in het leerproces rondom het digitaal participeren

Open access

Rechten:

Samenvatting

De samenleving verandert door een digitalisering van diensten; overheids-, gemeente- en zorgzaken kunnen steeds vaker digitaal door burgers worden behandeld. In 2012 begon de digitalisering, die in 2015 leidde tot het besluit om post van de Belastingdienst enkel digitaal te versturen. Ten gevolge van dit besluit kwamen er klachten bij de Nationale Ombudsman, die bepaalde dat toegang tot voorzieningen onnodig moeilijk was geworden door de digitalisering. De onderzoeksvraag luidt: hoe kunnen ouderen in de gemeente Harderwijk gemotiveerd en ondersteund worden op het gebied van digitale participatie? Een gebrek aan digitale participatie kan een negatief effect hebben op de sociale inclusie, wat betekent dat ouderen een beroep moeten doen op het netwerk en/of hulpverleners. Tot slot kan digitale participatie helpen met de verbetering van de levensomstandigheden van ouderen.

Het onderzoek is uitgevoerd in de gemeente Harderwijk. Ten grondslag aan het onderzoek lag een literatuurstudie over het cognitief functioneren van ouderen, het ondersteuningsaanbod op het gebied van digitale participatie in Harderwijk en ondersteuningsbehoeften van ouderen. In het praktijkgedeelte van het onderzoek zijn vier interviews afgenomen met de volgende mensen: een focusgroep van een vrijwilligersorganisatie, een docent van de cursus Digisterker en twee ouderen die bekend staan om hun hoge mate van digitale participatie. In de wijkontmoetingscentra van ZorgDat te Harderwijk zijn zeven enquêtes steekproefsgewijs afgenomen onder ouderen.

Uit de interviews en enquêtes is gebleken dat self-efficacy, het vertrouwen in het eigen handelen, een belangrijk onderdeel is in het leren digitaal participeren. Aanvullend leren ouderen het beste als zij acties zelf uitvoeren. De motivatie om te leren halen ouderen uit het vernemen van de toegevoegde waarde en als zij ervaren dat digitaal participeren kan aansluiten bij hun interesses. Het stellen van hulpvragen wordt veelal gedaan bij familie, dit is tevens een behoefte die ouderen ervaren. Overigens is gebleken dat familie zelden de beste leermeesters zijn; de familie kan inactiviteit aanmoedigen door zaken voor de ouderen te regelen of ouderen in het leren de acties niet zelf uit te laten voeren. De manieren waarop ouderen in Harderwijk hulp zochten is verdeeld; vele deden een beroep op familie en gingen naar een inloopspreekuur voor extra ondersteuning. Er werd benoemd dat ouderen voornamelijk duidelijkheid nodig hebben waar zij naartoe kunnen met hun vragen.
Verder is gebleken dat alle ouderen in het onderzoek digitaal participeren, maar dat hierin een discrepantie zich schuilhoudt; wat ouderen willen doen is niet wat er van hen verlangd wordt. Tot slot is gebleken dat digitaal participeren vergeleken kan worden met een nieuwe taal. Voor het digitaal participeren is kennis vereist van de toepassing van de middelen, de benaming van de middelen (‘USB’, ‘applicatie’), de context waarin en de manier waarop de middelen gebruikt dienen te worden.

De conclusies zijn op verschillende niveaus te verdelen. De oudere kan zelf een actief leerproces aangaan door hun eigen sterke vaardigheden in te zetten en eventuele vormen van schaamte binnen het proces te erkennen. Het netwerk kan een oudere ondersteunen door hen vertrouwen te geven door te erkennen dat het lastig is maar dat het de oudere gaat lukken. Doordat ouderen zelf weinig kennis hebben van mogelijkheden op digitaal gebied kan het netwerk ondersteunen door kennis te delen. Organisaties kunnen het beste ondersteunen door ouderen te informeren waar hulp gegeven kan worden of door scholingsaanbod te creëren waarin ouderen in een veilige en vertrouwde context kunnen oefenen. Aansluitend kan een hulpverlener nagaan in wat voor mate een oudere digitaal participeert; dat hij foto’s kan bewerken betekent niet dat hij kan internetbankieren. Op een landelijk niveau kunnen ouderen ondersteund worden door vastigheid te creëren onder overheids- en gemeentewebsites, zodat ouderen niet telkens nieuwe vaardigheden op te hoeven doen. Tot slot ontbreekt een apart DigiD voor hulpverleners, waardoor zij cliënten nog niet kunnen ondersteunen op digitaal gebied.

Toon meer
Datum2018-05-23
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk