De samenwerking tussen overheidsorganisaties en private, uitvoerende zorgaanbieders
De samenwerking tussen overheidsorganisaties en private, uitvoerende zorgaanbieders
Samenvatting
In dit rapport is verslag gedaan van een onderzoek naar de veranderende rechtspositie van burgers naar aanleiding van de samenwerking tussen overheidsorganisatie (gemeenten) en uitvoerende private organisaties (zorgaanbieders). Ter uitvoering van de Wmo 2015, Jeugdwet en Participatiewet zijn gemeenten genoodzaakt samen te werken met zorgaanbieders, waardoor de rechtsbescherming van de cliënt diffuser wordt.
Het onderzoek heeft geleid tot onderzoeksresultaten die voortvloeien uit de beantwoording op vijf deelvragen. De onderzoeksresultaten vormen vervolgens het antwoord op de centrale onderzoeksvraag, die als volgt luidt:
Hoe kan gekomen worden tot een effectieve en juridisch correcte afhandeling van geschillen binnen het sociaal domein, voortkomend uit de samenwerking?
Met ingang van 1 januari 2015 zijn de Wmo 2015, Jeugdwet en Participatiewet inwerking getreden. Met de decentralisatie van het sociaal domein heeft de parlementaire geschiedenis beoogd dat het accent gelegd wordt op de participatie in de samenleving. Over het algemeen wordt eerst de eigen kracht en het sociale netwerk van de cliënt aangesproken, alvorens een beroep wordt gedaan op publiek gefinancierde voorzieningen.
Krachtens artikel 160 lid 1, onder f, Gemeentewet is het college belast met het nemen van besluiten namens de gemeente. Om te spreken van een besluit in de zin van de Awb, moet er conform artikel 1:3 lid 1 Awb voldaan worden aan vijf vereisten: schriftelijk, beslissing, genomen door een bestuursorgaan, publiekrechtelijk en rechtshandeling. Gemeenten zijn bij de besluitvorming tevens verplicht te voldoen aan het zorgvuldigheidsbeginsel ex. artikel 3:2 Awb en het motiveringsbeginsel ex. artikel 3:46 Awb.
Met de huidige handelwijze, het resultaatgericht financieren, voeren zorgaanbieders veelal het onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de cliënt uit. De gemeente kent naar aanleiding van een door de zorgaanbieder opgesteld ondersteuningsplan een te bereiken resultaat toe. Een voorbeeld van een dergelijk resultaat is ‘een schoon en leefbaar huis’. Bij ontevredenheid over de beschikking, kan de cliënt een bestuursrechtelijke procedure starten. De bestuursrechtelijke procedure is laagdrempelig: er is geen sprake van verplichte procesvertegenwoordiging, het griffierecht is laag en de cliënt kan -bij het verliezen van de procedure- niet veroordeeld worden in de proceskosten van de overheid. Richt de ontevredenheid zich tegen de zorgaanbieder, dan moet de cliënt een privaatrechtelijke procedure bij de zorgaanbieder starten, welke niet laagdrempelig is. Veelal is er dan wel sprake van verplichte procesvertegenwoordiging, is het griffierecht relatief hoog en kan de verliezende partij veroordeeld worden in de proceskosten van de tegenpartij.
De samenwerking tussen gemeenten en zorgaanbieders ontstaat door de inkoop van zorg. Zorg kan middels vier modellen ingekocht worden: relationeel contracteren, maatschappelijk aanbesteden, klassiek contracteren en één op één contracteren. Als de gemeente zorg inkoopt middels relationeel of klassiek contracteren, dan is er sprake van een overeenkomst en dus is het BW van toepassing. Is de zorg middels maatschappelijk aanbesteden of één op één contracteren ingekocht, dan is er sprake van een subsidieverstrekking en is dus de Awb, meer specifiek titel 4.2, van toepassing. Zorgaanbieders zijn op grond van de onderlinge overeenkomst verplicht om goede zorg te verlenen. Voor de nakoming van die verplichting moet gekeken worden naar hetgeen partijen zijn overeengekomen, maar ook naar hetgeen partijen hebben beoogd met de overeengekomen afspraken (het Haviltex-norm). Als blijkt dat de zorgaanbieder de verplichting om goede zorg te
Organisatie | Saxion |
Opleiding | HBO - Rechten |
Datum | 2016-06-01 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |