Samenvatting

In de bouwsector, waar de cementindustrie verantwoordelijk is voor 7% van de wereldwijde CO2-uitstoot, is innovatie noodzakelijk om aan de klimaatdoelen te voldoen. Geopolymeerbeton biedt hierin een goed alternatief. Dit onderzoek richt zich op de toepassing van het cementvrije INVIE-beton in de A200-kanaalplaat van VBI, met als doel de constructieve prestaties, verwerkbaarheid en de CO2-uitstoot inzichtelijk te maken. Het onderzoek bestaat uit een secundair en een primair deel. In het secundair onderzoek zijn de geldende normen, het productieproces van VBI, en de bestaande mengselmatrix geanalyseerd. Daarnaast is gekeken naar de milieueffecten van Portlandcement en de theoretische werking van geopolymeren.
Hieruit bleek onder meer dat geopolymeerbeton niet voldoet aan NEN 8005 vanwege het ontbreken van cement, waardoor validatie buiten de standaardregels vereist is. Tot slot is er middels een levenscyclus analyse (LCA) de CO2-uitstoot in kaart gebracht van een INVIE kanaalplaat, om deze te kunnen vergelijken met de huidige Groen en GroenPLUS kanaalplaten van VBI. Het primaire onderzoek is voor het overgrote deel uitgevoerd door de onderzoekers zelf. In het lab zijn er diverse practicums uitgevoerd. De IC-test, Arrhenius-vergelijking, reikwijdtebepaling en waterbehoefte bepaling gaven inzicht in de verwerkbaarheid. De constructieve eigenschappen zijn onderzocht middels verschillende sample- en kanaalplaatpracticums om de potentiële en constructieve sterkte te bepalen.
De resultaten tonen aan dat het cementvrije INVIE-beton verwerkbaar is binnen de mengselmatrix van VBI. Er is een sterkteklasse van C30/37 behaald, waarmee nog niet voldaan wordt aan de minimale sterkteklasse van C35/45 die VBI hanteert. Uit de milieuanalyse blijkt dat de INVIE-kanaalplaatvloer met een GWP-waarde van 16.95 kg CO2-eq/m² al voldoet aan de Paris Proof-doelstelling voor 2040. In vergelijking met de huidige Groen A200-variant levert dit een CO2-reductie op van 55%. Aanbevolen wordt om het mengsel te optimaliseren richting hogere sterktes, de waterbehoefte inclusief activatoren opnieuw te testen, en de milieudata te actualiseren op basis van praktijkgegevens zodra de productielocatie voor het INVIE-glas operationeel is en enige tijd heeft gedraaid.