Open bestanddelen binnen de zedendelicten
aanranding, verkrachting en het lex-certa criteriumOpen bestanddelen binnen de zedendelicten
aanranding, verkrachting en het lex-certa criteriumSamenvatting
In 1991 vond een vergaande wijziging van de zedenwetgeving plaats, welke in het bijzonder art. 242 en 246 Sr trof. Er werden twee nieuwe bestanddelen geïntroduceerd, te weten 'andere feitelijkheid' en ' seksueel binnendringen'.
Ik heb onderzocht wat de gevolgen zijn geweest voor de rechtspraktijk m.b.t. art. 242 en 246 Sr na de introductie van deze nieuwe bestanddelen en de onderlinge verhouding tussen beide artikelen.
Voorheen beperkte art. 242 Sr zich slechts tot het binnendringen van het mannelijk geslachtsdeel in het vrouwelijk geslachtsdeel. Nu wordt gedoeld op diverse vormen van genitaal, oraal en anaal contact. Vooral de ondergrens van het begrip seksueel binnendringen is onduidelijk en leidt tot uiteenlopende uitspraken. Handelingen die voorheen onder aanranding vielen worden nu gekwalificeerd als verkrachting. Andere handelingen waarvan men zou verwachten dat deze onder verkrachting vallen worden weer gekwalificeerd als aanranding. De probleemstelling die in mijn onderzoek centraal staat is dan ook: 'leidt het verruimde verkrachtingsbegrip in art. 242 tot een uitholling of verzwakking van de aanrandingsbepaling in art. 246, waardoor het lex-certa criterium wellicht aangetast wordt?'.
Het lex-certa criterium houdt in dat een wet niet vaag of onduidelijk mag zijn, hetgeen in strijd is met de rechtszekerheid. Het is immers belangrijk dat men van tevoren weet welke gedraging onder welk delict valt. Door middel van een enquête heb ik onderzocht of de juridische betekenis van aanranding en verkrachting overeenkomt met de opvattingen van de burger.
Het bestanddeel seksueel binnendringen, althans de interpretatie van de rechtsprekende macht, komt slechts deels overeen met de opvattingen in het maatschappelijk verkeer. Met name de opvattingen inzake de tongzoen en bestialiteit verschillen. Ik vind dan ook dat hier wel degelijk sprake is van aantasting van de rechtszekerheid. Deze aantasting ligt echter niet zo zeer in de omschrijving van de wet waar het lex-certa criterium op ziet, maar in de inconsistentie van de interpretatie door de Hoge Raad. Daarnaast is er sprake van uitholling van de aanrandingsbepaling. Dit zou kunnen worden opgelost door een herziening van art. 242 en 246 Sr.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | BRV HBO-Rechten / PLS Laws |
Afdeling | Faculteit Bestuur, Recht & Veiligheid |
Jaar | 2012 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |