Sociaal werk signaleert
Handvatten voor de sociaal werker voor het begeleiden van LHBTI+ jongerenSociaal werk signaleert
Handvatten voor de sociaal werker voor het begeleiden van LHBTI+ jongerenSamenvatting
“Adri, jij kan het beste deze LHBTI+ jongere begeleiden, jij bent tenslotte lesbisch!” “Ik noem hem gewoon hij hoor, hij is tenslotte een jongen, wat verwarrend!” “Gaat hij zich laten om bouwen?” “Er is weleens onenigheid op de groep, komt dat omdat hij transgender is?”
Bovenstaande uitspraken komen rechtstreeks uit de werkervaring van een van de auteurs van dit rapport en ze lijken niet overeen te komen met de beroepswaarden van sociaal werkers.
In artikel 4 van de Beroepscode voor Sociaal Werkers staat juist beschreven dat de sociaal werker ten opzichte van iedereen een gelijke bereidheid heeft tot het aangaan van een professionele relatie. ‘Gelijke bereidheid’ betekent dat de sociaal werker geen onderscheid maakt op grond van ras, etniciteit, nationaliteit, seksuele geaardheid, (chronische) ziekte, levensovertuiging, maatschappelijke /morele discussiethema’s of politieke voorkeur. ‘Gelijke bereidheid’ betekent ook dat iedereen gelijke kansen behoort te krijgen in het aangaan van contact met een sociaal werker. De sociaal werker zet zich in om laagdrempeligheid van de dienstverlening te bevorderen (Beroepscode, 2018).
De uitspraken zijn voor ons bijzonder, want uit overige werkervaringen blijkt dat sociaal werkers juist voor deze baan hebben gekozen, omdat ze graag anderen ondersteunen en verder helpen. Waar komen deze uitspraken, die allesbehalve ondersteunend en begripvol zijn, dan vandaan?
Uit onderzoek van het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) (Emmen et al, 2014,) blijkt, dat hulpverleners inderdaad moeite hebben met het begeleiden van LHBTI+ jongeren. Daar zijn meerdere redenen voor. Er is weinig aandacht voor het onderwerp geweest tijdens de studie, een duidelijk kader en visie vanuit de organisatie ontbreken (of deze zijn niet dui delijk), en ze hebben moeite hun twijfels voor te leggen aan collega’s. Sociaal werkers voelen zich als gevolg hiervan niet bekwaam en dat kan resulteren in een negatieve houding van professionals ten opzichte van LHBTI+ jongeren, zelfs als die houding niet expliciet aanwezig is vanwege bijvoorbeeld religieuze overtuigingen.
In dezelfde publicatie van KIS wordt onderzoek aangehaald waaruit blijkt dat 8 op de 10 professionals graag meer zouden leren over LHBTI+ thema’s: hoe ze deze bespreekbaar kunnen maken en hoe ze de eigen tolerantie ten aanzien van deze groep kunnen vergroten (Emmen et al, 2014). We hebben hier dus te maken met een groep sociaal werkers die een negatieve houding heeft ontwikkeld ten aanzien van LHBT-jongeren, waarbij vanuit een gevoel van handelingsonbekwaamheid, beroepswaarden zoals inclusiviteit in het geding komen. Tegelijkertijd willen ze wel graag leren hoe ze beter met LHBTI+ jongeren om kunnen gaan.
Ons onderzoek/rapport gaat verder in op die behoefte.
Allereerst gaan we door middel van literatuuronderzoek bekijken wat maakt dat een sociaal werker zich onbekwaam voelt. Daarna nemen we interviews af met jongerenwerkers van Stichting Welzijnsorganisatie Compaen (Compaen), de organisatie waar wij onderzoek doen, en onderzoeken we hoe bekwaam zij zich voelen en wat zij missen om zich bekwaam te voelen. De vragen die wij stellen zijn gebaseerd op uitkomsten van het onderzoek van KIS zoals eerder is beschreven. Voor de punten die ontbreken, wordt een ontwerp bedacht.
Organisatie | Hanze |
Opleiding | Social Work |
Afdeling | Academie voor Sociale Studies |
Partner | Stichting Welzijnsorganisatie Compaen te Veendam |
Datum | 2022-01-11 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |