(On)terecht advies?
Kwantitatief onderzoek naar hoe passend schooladviezen zijn bij de cognitieve capaciteitein van kinderen in oost-Groningen.(On)terecht advies?
Kwantitatief onderzoek naar hoe passend schooladviezen zijn bij de cognitieve capaciteitein van kinderen in oost-Groningen.Samenvatting
Het schooladvies dat basisschoolleerlingen in groep 8 krijgen, is bepalend voor hun onderwijscarrière. Ondanks toetsen en observaties, komt het regelmatig voor dat leerlingen een advies krijgen dat niet aansluit bij hun capaciteiten. Dit kan leiden tot demotivatie, stress, uitval en beperkte kansen. Uit eerder onderzoek blijkt dat sociaaleconomische status (SES) en de regio waarin een kind opgroeit, invloed hebben op de kans op passend onderwijs. (Hoog)begaafde kinderen uit gezinnen met een lage SES worden bovendien minder vaak gesignaleerd, wat het risico op onderadvisering vergroot.
In deze context is onderzocht in hoeverre basisschoolleerlingen in de regio Oost-Groningen – een regio met een relatief lage SES – een schooladvies ontvangen dat aansluit bij hun cognitieve capaciteiten. Daarnaast is nagegaan in hoeverre (hoog)begaafde kinderen in deze regio worden herkend. Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen in hoeverre er in de regio Oost-Groningen sprake is van over- en onderadvisering en om na te gaan in hoeverre (hoog)begaafde kinderen in deze regio in beeld worden gebracht. Hiervoor is de volgende hoofdvraag is opgesteld: “In hoeverre komt het voor dat kinderen in de regio Oost-Groningen een hoger of lager advies krijgen voor het voortgezet onderwijs dan hun cognitieve capaciteiten zouden voorspellen?” Hiermee is getracht een beeld te schetsen van de huidige stand van zaken in de regio Oost-Groningen.
Voor dit onderzoek is op zeven basisscholen in de regio Oost-Groningen aan leerkrachten van groep 8 gevraagd om voor elk van hun leerlingen aan te geven welk schooladvies is afgegeven en of de leerling in beeld is als (mogelijk) (hoog)begaafd. Vervolgens is bij deze leerlingen een intelligentiescreeningsinstrument afgenomen; de ZOOV+. Op basis van de IQ-score, die voortkomt uit de ZOOV+, kan worden ingeschat of een kind mogelijk (hoog)begaafd is en of het schooladvies aansluit bij de cognitieve capaciteiten van het kind. De data-analyse heeft plaatsgevonden op basis van de gegevens van 146 respondenten.
Uit de resultaten van de ZOOV+ is gebleken dat 23 van de 146 respondenten een IQ-score heeft behaald die valt tussen het 80e en het 95e percentiel. Twee respondenten behaalden een score die tot de bovenste 5% behoort. Slechts vier van deze 25 respondenten zijn in beeld bij de groepsleerkracht als (mogelijk) (hoog)begaafd; 84% is dus nog niet gesignaleerd. Dit percentage is vergeleken met het landelijke percentage kinderen met een IQ in de bovenste 20% uit gezinnen met een lage SES (74%). Hierbij is geen significante afwijking gevonden.
Het percentage respondenten dat een hoger schooladvies heeft gekregen dan hun cognitieve capaciteiten, op basis van de ZOOV+, zouden voorspellen, is 24,7%. Dit percentage is niet statistisch afwijkend van het landelijke percentage (31%). Het percentage respondenten dat een lager schooladvies heeft gekregen, is 35,6%. Een z-toets toont aan dat dit percentage significant afwijkt van het landelijke percentage van 20,8% en geeft daarmee sterke aanwijzingen dat er in de regio Oost-Groningen vaker wordt ondergeadviseerd dan in de rest van Nederland.
De resultaten in dit onderzoek laten zien dat een groot deel van de (hoog)begaafde kinderen in de regio Oost-Groningen nog niet in beeld is en dat er vaker wordt ondergeadviseerd dan in de rest van Nederland. Daarom wordt aanbevolen om deze kinderen in beeld te krijgen, in kaart te brengen waar hun behoefte ligt en om deze behoeften vervolgens te realiseren. Met samenvatting in het Engels. Includes a summary in English.
| Organisatie | |
| Opleiding | |
| Afdeling | |
| Partner | Scaliq Psychometrics |
| Datum | 2025-06-02 |
| Type | |
| Taal | Nederlands |






























