Discretionaire ruimte, valkuil of redding?
De rol van discretionaire ruimte bij de aanpak van de gemeente bij schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingenDiscretionaire ruimte, valkuil of redding?
De rol van discretionaire ruimte bij de aanpak van de gemeente bij schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingenSamenvatting
Op 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. In deze wet zijn een aantal veranderingen doorgevoerd. De verandering die voor dit onderzoek het meeste van belang is, is dat er een aantal arbeidsverplichtingen geüniformeerd zijn geworden. Deze geüniformeerde arbeidsverplichtingen staan vermeld in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet. De regering heeft bepaald dat bij schending van deze arbeidsverplichtingen de uitkering met 100% gekort moet worden.
In het kader van beleidsruimte heeft de regering de gemeente de mogelijkheid gegeven om de maatregel van 100% te spreiden over twee of drie maanden. Dit kan nodig zijn gezien de persoonlijke omstandigheden van de bijstandsgerechtigde. Deze bepaling staat in artikel 11 en 12 van de Maatregelenverordening Participatiewet IOAW en IOAZ 2015 van de gemeente Zoetermeer. De klantmanagers hebben dus meer ruimte gekregen bij het opleggen van de maatregel. Deze discretionaire ruimte kan echter wel rechtsongelijkheid met zich meebrengen. Dit wilde de regering juist voorkomen met het uniformeren van de arbeidsverplichtingen.
Het doel van dit onderzoek is:
- De discretionaire ruimte in kaart brengen.
- Een overzicht maken van de afwegingen die de klantmanagers maken bij het opleggen van een maatregel bij schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting.
- Situaties aankaarten waarbij een maatregel wel of niet werkt ten aanzien van gedragsverandering.
Voor dit onderzoek zijn dertien klantmanagers van de gemeente Zoetermeer afdeling Werk Scholing en Inkomen geïnterviewd.
Centraal staat het gebruik van de discretionaire ruimte door de gemeente Zoetermeer bij de uitvoering van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen in het kader van de Maatregelenverordening participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.
Uit de resultaten komen drie belangrijke beslismomenten naar voren:
Wel of geen gebruik maken van de discretionaire ruimte die ze zelf hebben gecreëerd.
Afzien of niet afzien van een maatregel op grond van dringende redenen.
Een maatregel in één keer opleggen of een maatregel spreiden over twee of drie maanden.
De keuzes die de klantmanagers tijdens deze beslismomenten maken kunnen effect hebben op het bereiken van de gedragsverandering. Met gedragsverandering wordt in dit onderzoek bedoeld dat de bijstandsgerechtigde zich weer aan de arbeidsverplichtingen gaat houden.
Op basis van de conclusies heb ik de opdrachtgever aangeraden om door middel van een intervisie een eenduidige aanpak te vormen bij het gebruik van de discretionaire ruimte. De drie bovenstaande beslismomenten bevatten een hoog dilemma gehalte waarin de klantmanagers wel wat sturing kunnen gebruiken Daarom adviseer ik aan de opdrachtgever om voor de onderstaande situaties een casus te bedenken waarover de klantmanagers in de intervisie kunnen discussiëren en gezamenlijk kunnen bepalen welke aanpak zij het beste vinden.
Een casus waarin de klantmanagers de keuze hebben tussen wel of niet een mondelinge waarschuwing geven.
Een casus waarin de klantmanagers de keuze hebben tussen een gedraging wel of niet onder een niet-geüniformeerde arbeidsverplichting plaatsen.
Een casus waarin de klantmanagers de keuze hebben tussen het wel of niet afzien van een maatregel op basis van dringende redenen.
Een casus waarbij de klantmanagers de keuze hebben tussen een maatregel van 100% spreiden over twee of drie maanden of een maatregel van 100% over één maand opleggen.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | Sociaal-Juridische Dienstverlening |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Gemeente Zoetermeer, Afdeling Werk, Scholing en Inkomen |
Datum | 2015-11-24 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |