Participatie en maatschappelijke ontwikkeling
Participatie en maatschappelijke ontwikkeling
Samenvatting
De opbouw van deze tekst is als volgt. Hoofdstuk 1 gaat over de
aanleiding van deze openbare les: het feit dat maatschappelijke
participatie steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Dat blijkt
bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een beschermende verzorgingsstaat
naar een activerende participatiesamenleving. Deze ontwikkeling
heeft gevolgen voor de sociale sector en dus ook voor de
professionals die erin werken. Van sociale professionals wordt niet
zozeer verwacht dat ze participatieproblemen aankaarten of oplossen;
ze worden gezien als intermediairs die burgers in staat stellen
zelf verantwoordelijkheid te nemen. Sociale professionals worden
dus geacht de individuele hulpvrager minder direct te ondersteunen
en zich meer te richten op het versterken van de sociale netwerken
van mensen en van de maatschappelijke contexten waarbinnen
mensen zich begeven.
Hoofdstuk 2 verbindt de hoofdstukken 1 en 3, maar is ook zelfstandig
te lezen. Het hoofdstuk gaat erover dat sociale professionals
nog niet echt gewend zijn systematisch inzicht te bieden in de effecten
van hun handelen, terwijl bijvoorbeeld beleidsmakers hen daar
wel steeds meer op aanspreken. Ten eerste zet ik uiteen waarom
het zo belangrijk is om de opbrengsten van hun interventies beter
zichtbaar te maken. En dat niet alleen voor beleidsmakers, maar ook
voor sociale professionals zelf en voor de cliënten/burgers die van
hen afhankelijk zijn. Ten tweede werk ik uit hoe de opbrengsten van
sociale interventies, beter dan nu gebeurt, zichtbaar kunnen worden
gemaakt; en wat onderzoek daaraan kan bijdragen. Daarbij bepleit
ik een omslag in het denken van evidence naar evidentie. Dit pleidooi
vormt het fundament voor het type onderzoek dat vanuit het
lectoraat wordt geambieerd.
In hoofdstuk 3 zet ik een aantal concrete onderzoeksprojecten
op een rij die in het lectoraat ter hand zullen worden genomen.
Bovendien werk ik de hoofdstelling van de oratie uit. Die luidt
dat sociale professionals meer gebruik zouden kunnen maken van
het inzicht dat het gedrag van mensen in belangrijke mate door
contexten wordt bepaald. In het bijzonder zouden maatschappelijke
contexten een grotere rol kunnen spelen bij het bevorderen
van participatie van burgers. Nu grijpen de interventies van sociale
professionals meestal direct aan op het gedrag van mensen, zoals
therapieën om probleemgedrag tegen te gaan. Veel minder vaak
worden interventies gedaan in een bredere, maatschappelijke context.
Hoe zou dat wel kunnen gebeuren? En zou de participatie van
burgers daarmee niet beter kunnen worden bevorderd dan met
directe gedragsinterventies? Daarover formuleer ik vier stellingen.
Elk van die stellingen licht ik toe met een van de lopende onderzoeksprojecten
binnen het lectoraat. In combinatie met de algemene
contouren van onderzoek die zijn geschetst in hoofdstuk 2, hoop ik
zo een inspirerend en concreet beeld te geven van het onderzoek
dat de komende jaren binnen het lectoraat zal worden uitgevoerd.
Ten slotte ga ik in hoofdstuk 4 in op de betekenis van het lectoraat
voor de faculteit Maatschappij & Recht aan Hogeschool Utrecht,
en voor partijen buiten de hogeschool.
Jaar | 2008 |
Type | Lezing |
Taal | Nederlands |