Samenvatting

Sinds 1 april 2012 heeft de officier van justitie de mogelijkheid om bij overtreding van enige gestelde voorwaarden, een voorlopige tenuitvoerlegging te vorderen bij de rechter-commissaris. Een voorlopige tenuitvoerlegging kan ingezet worden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppelde (algemene en/of bijzondere) voorwaarden. Wanneer er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde één of meer voorwaarden heeft overtreden, kan de vordering voorlopige tenuitvoerlegging ingediend worden. Uit de praktijk blijkt dat er geen beleid is opgesteld bij het Openbaar Ministerie Zeeland-West-Brabant, waardoor de beslissingen persoonsafhankelijk genomen worden. Daarnaast blijkt dat de vorderingen vaak door de rechter-commissaris worden afgewezen. Voor deze scriptie heb ik onderzocht hoe het Openbaar Ministerie invulling dient te geven aan het wettelijke criterium 'ernstige redenen voor het vermoeden dat enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd', met het oog op het vormen van effectief en efficiënt beleid omtrent het vorderen van de voorlopige tenuitvoerlegging. Aan het eind van het onderzoek doe ik aanbevelingen omtrent dit op te stellen beleid.