Samenvatting

Bij CVA-patiënten ontstaat vaak oedeem in de arm/handregio, waardoor de revalidatie wordt belemmerd. Van zorgverleners wordt verwacht dat zij hun behandeling adequaat op elkaar afstemmen voor optimaal herstel. In de praktijk lijken verschillende handelingen niet altijd op elkaar afgestemd te zijn, wellicht is er nog ruimte voor verbetering. Dit leidt tot de volgende hoofdonderzoeksvraag: ''Wat zijn de ervaringen, knelpunten en behoeften van zorgverleners (fysiotherapeuten, ergotherapeuten en verpleegkundigen) ten aanzien van de onderlinge samenwerking, communicatie en afspraken om oedeemvorming bij CVA-patiënten tijdens de revalidatie zoveel mogelijk te voorkomen?'' Daarnaast onderzoekt deze studie het vermoeden van zorgverleners omtrent de relatie tussen de infuusplaatsing in de paretische zijde en oedeemvorming.
Uit de resultaten van het kwalitatieve onderzoek gedeelte is gebleken dat de onderlinge samenwerking goed verloopt. Echter wordt de communicatie tussen de verpleegkundigen en therapeuten als moeizaam ervaren. Ook ervaren therapeuten het infuus in de paretische zijde als een belemmering voor de behandeling. De resultaten van de kwantitatieve data-analyse lieten geen relatie zien betreffende de associatie tussen de locatie van infuusplaatsing, oedeemvorming (p=0.148) en mate van parese (p=0.151).