Het behoud van archeologisch kwetsbaar vondstmateriaal.
Wat je ziet is niet altijd wat je krijgt.Het behoud van archeologisch kwetsbaar vondstmateriaal.
Wat je ziet is niet altijd wat je krijgt.Samenvatting
Samenvatting
In dit afstudeerproject is onderzoek verricht naar de wijze waarop degradatie van archeologische vondsten in depots voorkomen en verholpen kan worden. De aanleiding voor het onderzoek zijn de controles die ArcheoCare heeft uitgevoerd op archeologische vondsten in depots. Daaruit is gebleken dat reeds behandelde kwetsbare archeologische vondsten alsnog degraderen. De opdrachtgevers van het onderzoek zijn Johan Langelaar en Karin Abelskamp-Boos van ArcheoCare. Dit is een atelier voor de conservering en restauratie van archeologische en historische vondsten.
De hoofdvraag in dit onderzoek luidt als volgt: “Op welke manier kan voorkomen worden dat reeds behandelde archeologische objecten in depots verder kunnen degraderen?”
De hoofdvraag is beantwoord aan de hand van drie deelonderzoeken. In het eerste deel zijn interviews gehouden met gemeentelijke en provinciale depothouders, archeologische opgravingsbedrijven en conserveringsspecialisten. Met behulp van de interviews is inzicht verkregen in waarom bedrijven bepaalde methoden gebruiken, welke meningen zij hebben over de methoden in het werkveld en over de communicatie over het behoud van kwetsbaar vondstmateriaal. Deze processen hebben allemaal invloed op het behoud van een vondst.
De geïnterviewde conserveringsspecialisten hebben verschillende meningen over welke methoden een vondst optimaal stabiel houden welke juist niet. Zo zijn zij het met elkaar oneens over het gebruik van conserveringsproducten zoals epoxy en conserveringsmethoden, zoals vriesdrogen, PEG en het ontzouten van ijzer door verhitting. Deze zouden voor degradatie of verlies van informatie (merktekens, gebruikssporen) in de vondst kunnen zorgen. Vrijwel alle geïnterviewde conserveringsspecialisten staan open voor onderlinge communicatie en voor discussie over conserveringsmethoden en -producten. De conserveringsspecialisten hebben echter de indruk dat niet iedereen openstaat voor discussie, omdat anderen niet tegen kritiek kunnen op hun conserveringstechniek en vanwege de commercie.
De geïnterviewde depotmedewerkers en opgravingsbedrijven willen specifieke richtlijnen voor de aanlevering van conserveringsrapporten, pakbonnen en de geconserveerde vondst. Zij vinden dat het budget te klein is om de kwaliteit van het bewaren van kwetsbaar vondstmateriaal te kunnen waarborgen.
Het tweede deelonderzoek is een testonderzoek van zes geconserveerde archeologische vondsten die bestaan uit ijzer of ijzer gecombineerd met een ander materiaal en die in een depot aan het degraderen zijn. Er is microscopisch en chemisch onderzoek gedaan naar conserveringsmethoden die op deze vondsten zijn gebruikt. Verschillende oplosmiddelen zijn stapsgewijs gebruikt, van het minst agressieve (demiwater) naar het agressiefste middel (aceton of terpentijn) om te zien met welk middel de oude conservering verwijderd kan worden. Uit de onderzoeken is gebleken dat verschillende conserveringen uit plastics, olie en was bestonden.
In het derde onderdeel is een scanonderzoek gedaan met XRF, XRD en een Py-GC/MS-scan, waarmee onder andere corrosieproducten en het oude conserveringsproduct achterhaald zijn op zes vondsten. De uitslagen van de Py-GC/MS-scan bestaan uit bestandsdelen die aanwezig zijn in de conserveringslaag van de vondst.
Uit het onderzoek blijkt dat verdere degradatie wordt voorkomen door de samenhang tussen een goed geklimatiseerde klimaatkamer, reversibele producten en kennis over het herkennen van degradatie. Hierbij is de communicatie tussen depots en communicatie tussen conserveringsspecialisten van belang.
Organisatie | Saxion |
Opleiding | Archeologie |
Datum | 2020-09-01 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |