Naschoolse opvang voor kinderen met een motorische beperking
Naschoolse opvang voor kinderen met een motorische beperking
Samenvatting
Met dit onderzoek is inzicht verkregen in de behoefte van ouders aan naschoolse opvang, gecombineerd met verschillende therapieën voor kinderen met een motorische beperking in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar in Breda en omstreken. Ook worden mogelijkheden bekeken om deze vorm van naschoolse opvang te integreren in de bestaande naschoolse opvang van de Kober groep.
In het theoretisch kader wordt allereerst behandeld wat er wordt verstaan onder naschoolse opvang. Naschoolse opvang is een onderdeel van buitenschoolse opvang en valt onder de center-based kinderopvang. Naschoolse opvang is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar en vindt plaats na de lesuren en in de schoolvakanties. Vanuit de overheid zijn er verschillende ministeries verantwoordelijk voor de naschoolse opvang, waaronder het ministerie van Financiën en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sinds 1990 is het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang sterk gestegen, gingen er in 1989 nog 7.812 kinderen naar de buitenschoolse opvang, in 2007 waren dit er al 215.000 (Van IJzendoorn, 2004 en www.CBS.nl).
In de gemeente Breda wordt 75 procent van de buitenschoolse opvang verzorgd door de Kober groep. Bij de Kober groep staat het begrip "ontwikkeling" centraal, zowel voor het kind, als de organisatie. Samen met de mensen uit de leefomgeving van het kind wordt gestreefd naar een doorgaande ontwikkelingslijn. Om dit te bereiken zijn er bij de Kober groep 3 aandachtsgebieden, namelijk het kinderopvang aanbod, de ontwikkeling van de medewerkers en de bedrijfsvoering (Kober groep, z.j.).
Om het begrip "motorisch beperkte kinderen" te kunnen definiëren, moet er eerst worden gekeken naar het ICF model. Dit is een model dat bedoeld is om het menselijk functioneren in kaart te brengen. Het model maakt het mogelijk om ook positief naar aspecten van het menselijk functioneren te kijken, in plaats van alleen maar negatief. Het begrip motorische beperking maakt onderdeel uit van het begrip lichamelijke handicap: "Lichamelijk gehandicapten zijn mensen met een of meer functiestoornissen in samenhang met een lichamelijke afwijking van permanente aard" (Van der Woude, 2001, pag. 25).
De meest voorkomende motorische beperkingen zijn cerebrale parese, spina bifida, neuromusculiare aandoeningen, development co-ordination disorder en niet aangeboren hersenletsel. Hoewel de laatste op zich geen motorische beperking is, kan het wel motorische beperkingen tot gevolg hebben. Therapieën zijn bedoeld om onder andere een aandoening te herstellen of te verbeteren. Voor kinderen met een motorische beperking kunnen verschillende therapieën geschikt zijn, afhankelijk van de soort beperking.
Niet alle kinderen met een (motorische) beperking gaan naar het speciaal onderwijs. De Commissie voor Indicatiestelling (CvI) die handelt vanuit een Regionaal Expertise Centrum (REC) bekijkt per kind welk onderwijs het beste bij hem of haar past. Het CvI geeft een advies over het soort onderwijs en het cluster, maar de ouders mogen aan de hand van deze indicatie zelf bepalen naar welk soort onderwijs hun kind gaat (www.recwestbrabant.nl). Er zijn verschillende budgetten om specifieke middelen en therapieën mee te betalen waar kinderen met een motorische beperking recht op hebben. Deze budgetten zijn het persoonsgebonden budget en het leerlinggebonden financiering. Dit laatste budget is alleen bedoeld voor kinderen met een beperking in het reguliere onderwijs. Kinderen met een indicatie voor cluster 3 die in de gemeente Breda wonen, kunnen terecht op 3 scholen die binnen REC cluster 3 West-Brabant vallen. Ook kunnen deze kinderen terecht in het regulier onderwijs in de gemeente Breda, zij krijgen dan ambulante begeleiding vanuit REC cluster 3 West-Brabant.
Het empirisch onderzoek bestaat uit de afname van een vragenlijst onder ouders met een kind op mytylschool de Schalm en ouders met een kind in het regulier onderwijs met een rugzakje. Voor de resultaten van dit empirisch onderzoek zijn 43 ingevulde vragenlijsten gebruikt.
Uit de resultaten van het empirisch onderzoek blijkt voor 85 procent van de respondenten de huidige naschoolse opvang voldoet aan de behoeften en als belangrijkste redenen daarvoor geven ze aan dat het kind zich er veilig voelt en veel persoonlijke aandacht krijgt. Op de vraag of de ouders behoefte hebben aan een nieuwe vorm van naschoolse opvang met verschillende therapieën, geeft 48 procent aan dat zij hier (misschien) behoefte aan hebben. Uit de resultaten blijkt dat er wel een verschil is tussen ouders met een kind op de mytylschool en ouders met een kind in het regulier onderwijs. Ouders met een kind in het regulier onderwijs geven vaker aan dat ze hier (misschien) behoefte aan hebben, dan ouders met een kind in op de mytylschool.
Aan de hand van het literatuuronderzoek en het empirisch onderzoek kan er worden geconcludeerd dat er behoefte is aan naschoolse opvang in combinatie met verschillende therapieën. Er zijn echter ook relatief groot aantal mensen dat hier geen behoefte aan heeft. Om deze nieuwe vorm van BSO te kunnen aanbieden bij de Kober groep zullen er eerst nog vervolgonderzoeken moeten worden gedaan. Door een BSO in of dicht bij het revalidatiecentrum te openen, kan er in de toekomst een samenwerkingsverband tussen de Kober groep en andere organisaties die zich bezig houden met de ontwikkeling van het kind ontstaan.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Sport en Bewegen |
Jaar | 2009 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |