De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Faalangst : Een handreiking voor de LO docent om adequaat met faalangst om te gaan

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Faalangst : Een handreiking voor de LO docent om adequaat met faalangst om te gaan

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

De leeftijd van twaalf tot veertien jaar is een ingrijpende periode, waarin veel veranderingen plaatsvinden. Zowel lichamelijk kenmerken veranderen, maar ook de overgang naar een andere school en de sociale omgeving verandert. De leerlingen moeten op zoek naar een nieuwe plek en identiteit in een nieuwe omgeving. In deze periode worden leerlingen zich meer bewust van hun eigen mogelijkheden en onmogelijkheden maar ook die van anderen. Deze nieuwe periode maakt leerlingen meer kwetsbaar onder andere, doordat prestaties bij de LO meestal voor iedereen zichtbaar zijn. Dit kan een aanleiding zijn voor het tot stand komen van faalangst. Het is daarom van belang dat ze tijdens deze leeftijdfase de kans krijgen om een veilige omgeving te verkennen (en te ervaren) en leren hun zelfvertrouwen op het gebied van hun bewegingsmogelijkheden verder te ontwikkelen en te gebruiken(Verhulst, 2005).

De relatie met leeftijdsgenoten en ouders verandert tijdens deze leeftijdsfase. Tijdens deze levensfase wordt het zelfbeeld verfijnd of veranderd, dit kan zowel negatief als positief zijn. Met het zelfbeeld verstaan we het beeld of het idee dat het kind over zichzelf heeft met betrekking tot wat het kan en kent (Litiere, 2007). Het zelfbeeld ontwikkelt zich al van jongs af aan en tijdens deze levensfase wordt dit vooral beïnvloed door leeftijdsgenoten. In de vorming van een zelfbeeld is het oordeel van anderen voor een kind belangrijk. Wanneer een leerling een negatief zelfbeeld ontwikkelt, kan dit leiden tot faalangst.

In de literatuur worden er diverse definities van faalangst beschreven. Belangrijk is dat het falen, gebeurt in een bepaalde situatie waarbij de leerling druk voelt die door andere of door zichzelf wordt opgelegd en daardoor minder presteert. Er kan er op verschillende manieren onderscheid worden gemaakt binnen de term faalangst. Ten eerste kan er onderscheidt worden gemaakt tussen positief of negatief, ten tweede tussen actief of passief en ten derde wordt er onderscheidt gemaakt tussen drie verschillende gebieden, cognitief, sociaal en op motorisch vlak (Litiere, 2007; Nieuwenbroek, Ruigrok &Vries, 2000).

Faalangst ontstaat niet door één bepaalde oorzaak. Het begint niet van de ene op de andere dag, het heeft vaak een lange voorgeschiedenis. Allerlei factoren spelen een rol bij het ontstaan van faalangst. Kinderen leren van hun omgeving; dat zijn in de eerste fase vooral de ouders en familie, later komt hier de leerkracht en de leeftijdsgenootjes bij. Bij de geboorte heeft het kind een zekere aanleg gekregen. Het hangt van de omgeving af hoe het kind zich verder ontwikkelt (Gordebeke, 2000). Hiermee wordt bedoeld dat faalangst ontstaat in de interacties met de omgeving. De invloed van school op het gebied van faalangst is groot. Dit komt, omdat, juist op school, eisen worden gesteld en prestaties worden beoordeeld. Wanneer de nadruk te veel ligt op de fouten die gemaakt worden en te weinig wordt gekeken naar wat het kind wel kan, kan dit leiden tot gevoelens voor faalangst (Litiere, 2007).

Kinderen met faalangst kunnen een aantal overeenkomsten hebben wat betreft hun denkwijze. Faalangstige kinderen hebben vaak een negatief zelfbeeld waardoor het zelfvertrouwen afneemt. Kinderen die faalangst hebben, zijn constant aan het bedenken hoe ze mislukking kunnen voorkomen. De mislukkingen wijten ze volledig aan zichzelf en wanneer het kind succes behaalt, ligt het aan de externe factoren. Ze worden beheerst door de gedachten waarmee ze in hun maag zitten, ook wel de "tunnel gedachten" genoemd. Deze kinderen denken vaak dat zij de enige zijn die last hebben van faalangst gevoelens. Om de denkprocessen van faalangstige kinderen beter te begrijpen, kan er worden vastgehouden aan het model van Hechhausen. Die met behulp van vijf stappen het denkproces wil verhelderen (Litiere, 2007; Nieuwenbroek e.a., 2000).

Bij een leerling vindt er altijd een gebeurtenis plaats waardoor faalangst ontstaat en vanuit daar ontstaan er gevolgen. Deze gevolgen ontstaan uit gedachten, lichamelijke verschijnselen en gedrag. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen de drie verschillende vormen van faalangst; sociaal, cognitief en motorisch. Om faalangst te herkennen is het van belang dat de docent, de leerling eerst goed observeert en vanuit daar geen voorbarige conclusies trekt. Het liefst wordt er gebruik gemaakt van een semi-gerichte observatie. Bij deze observatie bestaat de verslaggeving uit omschrijvingen van de door de docent gekozen schoolsituatie. Wanneer de docent vermoedt dat een leerling last heeft van faalangst gevoelens, dan zijn er verschillende testen die kunnen helpen bij het herkennen van faalangst (Gordebeke, 2000; Litiere, 2007; Nieuwenbroek e.a., 2000).

Bij de aanpak van faalangst is het aan de leraar om het besef bij de leerling te ontwikkelen, dat de leerling er toe doet. Dat de leerling altijd van betekenis is (Nieuwenbroek, 2009)! Om de aanpak tot een succes te maken is het van belang dat de leerling zelf inziet dat zijn of haar faalangst een probleem is. Met behulp van relationeel communiceren, kan de docent laten weten wat het effect van de leerling op de andere heeft. Zo krijgt de communicatie invulling op zelfwaardering en op persoonlijke groei. Voor faalangstige leerlingen is voorspelbaarheid in de communicatie, gestructureerd en consequent gedrag belangrijk bij het leren omgaan met faalangst. Faalangstige kinderen moeten concrete doelen leren stellen en tussendoelen kunnen voor betere controle en vastbaarheid zorgen.

Faalangst heeft alles te maken met de manier waarom het kind tegen iets aankijkt. Gebeurtenissen leiden tot gedachten, die bepalen de gevoelens en die weer het gedrag. Wie faalangst heeft moet dus vooral anders leren denken. Het G- denken is een methode die ervoor zorgt dat een faalangstig kind anders leert denken, in vijf stappen(Nieuwenbroek e.a., 2000).. De leerkracht speelt een belangrijke rol binnen het proces faalangst. Dit komt doordat faalangst vaak aan de oppervlakte komt tijdens schooltijd omdat hier gepresteerd moet worden. De docent moet in staat zijn om een probleem op te merken, te signaleren en bespreekbaar te maken.

Bij de begeleiding van faalangst binnen de les is de oefenstof van belang. Wanneer de oefening of de opdracht niet aansluit op het niveau van de leerling, dan kan dit voor verder gevolgen hebben binnen het faalangst proces. Het is van belang dat de docent uitgaat van de realiteit en niet van zijn of haar eigen verwachtingen (Behets, 2006; Litiere, 2007).

Toon meer
OrganisatieFontys
AfdelingFontys Sport en Bewegen
PartnerOnze Lieve Vrouwe Lyceum te Breda
Jaar2009
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk