Hou me vast en laat me los: begeleiding van kinderen met hechtingsproblemen bij Stichting Lava-Team
Hou me vast en laat me los: begeleiding van kinderen met hechtingsproblemen bij Stichting Lava-Team
Samenvatting
Hieronder volgt een samenvatting van mijn afstudeerproject over de begeleiding van kinderen met hechtingsstoornissen wat ik heb uitgevoerd in het kader van mijn opleiding pedagogiek en in opdracht van Stichting Lava-Team.
Sinds januari 2006 ben ik werkzaam bij Stichting Lava-Team. Stichting Lava-Team is een stichting die op professionele basis gedragscoaching en onderdak biedt aan kinderen in de leeftijd van 3 tot 18 jaar. De coaching is bedoeld voor kinderen met gedrags- of psychosociale problematiek, die extra hulp behoeven om in de maatschappij te functioneren. Binnen Stichting Lava-Team ben ik werkzaam op een leefgroep die kinderen opvangt in de leeftijd van 3 tot 12 jaar. Tijdens het werk is het mij en mijn collega's opgevallen dat er steeds vaker kinderen worden geplaatst waarbij sprake is van hechtingsproblemen. Er is echter te weinig zicht op de mogelijke begeleidingsmethoden die ingezet kunnen worden bij de begeleiding van deze kinderen. Vandaar dat ik heb besloten mijn afstudeerproject hierop te gaan richten. Mijn probleemstelling voor dit afstudeerproject is dan als volgt:
Welke begeleidingsmethoden zijn er voor kinderen met hechtingsproblematiek in de leeftijd van 0 tot 12 jaar en welke van deze methoden kunnen worden toegepast binnen het Lava-Team?
Ik ben dit project begonnen met een literatuuronderzoek naar hechtingsproblematiek en begeleidingsmethoden.
Bij de ontwikkeling van de hechtingstheorie zijn een aantal belangrijke personen betrokken geweest. De eerste studies rondom het hechtingsproces zijn afkomstig van de dierenpsycholoog Lorenz. Hij gaf aan dat het van levensbelang is dat een jong onmiddellijk na de geboorte ervan doordrongen wordt wie zijn moeder is, dit proces wordt imprinting genoemd. Het maken van oogcontact zou voor een mensenbaby zo'n imprintingsmoment kunnen zijn. Bowlby blijft in de buurt van de dierenpsychologie. Hij gaat er van uit dat een baby zich maar aan één volwassene kan hechten. Relaties met anderen komen pas later tot stand. Bowlby onderscheid vier fasen in de ontwikkeling van gehechtheid.
Niet alle baby's komen tot een veilige hechting met hun ouders of verzorgers. Om de sociale gehechtheid van kinderen te bestuderen creëerde Ainsworth een opeenvolging van gebeurtenissen die de "vreemde situatie" werd genoemd. Dit onderzoek toonde drie type gehechtheidsrelaties aan.
Een hechtingsstoornis wordt gekenmerkt door blijvende afwijkingen in het patroon van sociale relaties van het kind. Bij hechtingsstoornissen worden twee typen kinderen onderscheiden, het geremde en het ongeremde type.
Hechtingsstoornissen vinden hun oorzaak in de eerste drie levensfasen van een kind. Tijdens de zwangerschap, de geboorte en / of vroegste fase kunnen er in veel gevallen traumatische ervaringen aan de orde zijn geweest. De kenmerken van een hechtingsstoornis kunnen per levensfase verschillen.
De Lange spreekt niet van een hechtingsstoornis maar van een fundamentele relatiestoornis. Hij maakt hierbij onderscheid tussen een primaire en een secundaire fundamentele relatiestoornis. Ook geeft hij aan dat deze kinderen zichzelf op verschillende manieren kunnen handhaven.
Er zijn verschillende methoden die ingezet kunnen worden bij de begeleiding van kinderen met hechtingsproblematiek. Zo is er de methodiek video interactie begeleiding gericht op de basiscommunicatie. Vanuit de filmopnames kunnen de pedagogisch medewerkers hun houding in de groep aanscherpen met als doel de vaardigheden van een kind te vergroten. Ook is er de Sherbornemethode, gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind door middel van beweging. Daarnaast is er de holdingmethode waarbij er veel aandacht is voor het lichamelijk contact door middel van vasthouden. Er is een duidelijk verschil tussen holding als therapie en als opvoedkundig middel.
Het uitgangspunt van de begeleiding in de groep is het kind weer vertrouwen te geven in zichzelf en de medemens. Hiervoor is het belangrijk dat alle groepsleiding eenzelfde basishouding heeft.
Naar aanleiding van het literatuuronderzoek en de probleemstelling is het praktijkonderzoek gericht op de ervaringen van pedagogisch medewerkers met hechtingsproblematiek en de begeleidingsmethoden. Uit het praktijkonderzoek bleek vooral dat er door de medewerkers verschillend werd gedacht over kinderen met hechtingsproblemen, ook blijken er binnen het Lava-Team geen specifieke uitgangspunten of begeleidingsmethoden te zijn met betrekking tot hechtingsproblemen, waardoor medewerkers vaak volgens de basismethode of op eigen gevoel handelen. Wat betreft de methodieken die besproken zijn, staan de medewerkers over het algemeen positief tegenover de toepasbaarheid van deze methode binnen het Lava-Team. Daarbij is er wel behoefte aan meer informatie en ondersteuning. De belangrijkste aanbeveling die ik gedaan heb naar aanleiding van de onderzoeksgegevens is dan ook om pedagogisch medewerkers meer te informeren rondom hechtingsproblematiek en begeleidingsmethoden, bijvoorbeeld door het organiseren van studiedagen met ervaringsdeskundigen. Ver der is het belangrijk om ook met de medewerkers in gesprek te gaan over hun visie met betrekking tot hechtingsproblemen en hoe daar mee om te gaan in de groep.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Pedagogiek |
Jaar | 2007 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |