Observeren en rapporteren op een observatie- en diagnostiekgroep: de implementatie van het competentiemodel
Observeren en rapporteren op een observatie- en diagnostiekgroep: de implementatie van het competentiemodel
Samenvatting
Dit onderzoeksverslag beschrijft een kwalitatief onderzoek dat is uitgevoerd op de observatie- en diagnostiekgroep van het Orthopedagogisch Centrum Brabant (OCB). Met het onderzoek is een antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvraag:
Wat is er van het competentiemodel als methodiek geïmplementeerd in de observaties en rapportages op de observatie- en diagnostiekgroep van het OCB, en wat kan er nog veranderd worden aan de huidige werkwijze om tot een kwalitatieve verdieping van de observaties en rapportages te komen?
Middels literatuuronderzoek is bekeken wat het competentiemodel inhoudelijk inhoudt, en welke voorwaarden het model stelt om het in de praktijk als methodiek toe te kunnen passen. Verder zijn theoretische richtlijnen uiteengezet om op een goede manier te kunnen rapporteren, observeren en interpreteren. Met het praktijkonderzoek is de huidige praktijksituatie in kaart gebracht door de afzonderlijke groepsbegeleiders van de observatie- en diagnostiekgroep te interviewen.
Het doel van het onderzoek is om de beschreven ideaalsituatie vanuit de literatuur te vergelijken met de huidige praktijksituatie in het dagelijks werk, en zodoende knelpunten bloot te leggen en aanbevelingen te doen om te komen tot een verdere implementatie van de methodiek in de huidige manier van observeren en rapporteren.
Het competentiemodel komt voor uit vier leertheorieën vanuit de gedragstherapie en wordt gezien als een balans tussen ontwikkelingstaken en vaardigheden. Op het moment dat een jeugdige over onvoldoende vaardigheden beschikt om aan zijn ontwikkelingstaken te voldoen, is de balans uit evenwicht en wordt er gesproken van incompetentie. Psychopathologie en stressoren zijn factoren die een negatieve invloed uitoefenen op de competentiebalans, terwijl protectieve factoren een opwaartse positieve invloed uitoefenen op de balans tussen ontwikkelingstaken en vaardigheden.
Er zijn concrete richtlijnen uitgezet om dit theoretische model als methodiek toe te passen op een observatie- en diagnostiekgroep met een observatietraject van zes maanden. Allereerst is er een diagnostisch proces als stappenplan opgesteld. Dit stappenplan verloopt van een informatieverzamelingproces naar het opstellen van doelen en werkpunten, die steeds geëvalueerd en bijgesteld worden. Dit stappenplan wordt reeds als zodanig aangehouden in de praktijk, en is daarmee voldoende geïmplementeerd. Om dit diagnostisch proces goed te laten verlopen, is het observatietraject opgedeeld in drie fasen. Deze fasering komt wel terug in het dagelijks werk, maar heeft zijn oorspronkelijke betekenis als zodanig verloren. De inhoudelijk betekenis van de fasen is enigszins vervaagd, wat gedeeltelijk ten koste gaat van de functie van deze fasering als zodanig. Middels het diagnostisch proces en de aangebrachte fasering, dient het observatietraject te verlopen in een zogenaamd fuikmodel. Dit houdt in dat het informatieverzamelingproces van heel breed en algemeen via de aangebrachte fasering stapsgewijs naar meer concreet en specifiek verloopt. Het fuikmodel als zodanig is nog niet goed geïmplementeerd in de dagelijkse manier van werken. Het fuikmodel werkt nog niet goed en blijft teveel in de algemeenheid hangen. In het begin is het observatieproces nog erg breed en algemeen, maar in de loop van het traject blijft het ook breed en algemeen. Dit komt doordat rapportage- en observatiegebieden te vaag omschreven zijn, en doelen te weinig specifiek en concreet worden gemaakt.
Met de bovenstaande richtlijnen is het de bedoeling dat de vijf genoemde componenten van het competentiemodel (psychopathologie, stressoren, protectieve factoren, ontwikkelingstaken en vaardigheden) overzichtelijk in kaart worden gebracht, en dat tevens duidelijk wordt welke invloed de factoren uitoefenen op de competentiebalans en wat daarmee de stand van de balans is. Dit komt nog niet als zodanig terug in de dagelijkse manier van werken.
De kwantiteit van het aantal rapportages wordt als belastend en teveel ervaren. Dit komt omdat doelen te abstract en te algemeen blijven en het filteringsproces van het fuikmodel niet goed op gang komt. Aangezien de kwantiteit de kwaliteit beïnvloedt, gaat de kwaliteit van de huidige rapportages voor een aanzienlijk deel ten koste van de kwantiteit.
In de dagelijkse manier van werken wordt teveel behandeld en te weinig gericht geobserveerd. Er wordt nu meer op een automatische manier gewerkt en er wordt waargenomen wat toevallig in een dienst gebeurt. Van observeren als een bewust, gericht en systematisch waarnemen als zodanig is in de huidige manier van werken geen sprake. Observatiemethoden zouden gerichter en bewuster ingezet moeten worden.
Interpretaties zijn gewenst, maar dienen gescheiden te worden van observaties. In de huidige rapportages wordt geen scheiding aangebracht tussen observaties en interpretaties. Doordat de observaties en interpretaties met elkaar verweven zijn, worden veel observatiegegevens onbruikbaar of onbetrouwbaar. Hiertoe dient in het rapportageschema een scheiding aangebracht te worden tussen observaties en interpretaties.
De kennis van rapporteren, observeren en interpreteren schiet tekort in de dagelijkse manier van werken. Op dit gebied is bijscholing gewenst.
Het niet werkende fuikmodel lijkt een kernknelpunt te zijn in de dagelijkse manier van werken en komt zowel direct als indirect terug op verschillende facetten van het werk, zoals in de manier van observeren en rapporteren. Op het moment dat het fuikmodel beter wordt geïmplementeerd zullen veel knelpunten automatisch verdwijnen, aangezien deze als een kettingreactie met elkaar zijn verweven. Overige concrete aanbevelingen zijn gedaan op het gebied van de methodiek, en op het gebied van rapporteren, observeren en interpreteren. Met de voorgeschreven aanbevelingen kan doelgerichter, cliëntgerichter en functiegerichter gewerkt worden, wat de ervaren werkdruk in de dagelijkse praktijk zou moeten verlagen, en de efficiëntie en diepgang zou moeten verhogen. Zodoende kan het eindproduct van diagnostiek verbeterd worden.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Pedagogiek |
Jaar | 2008 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |