Buitenspelen. Onderzoek naar beïnvloeding van buitenspelen bij meisjes uit groep 6-8 op basisschool de Appel te Roosendaal
Buitenspelen. Onderzoek naar beïnvloeding van buitenspelen bij meisjes uit groep 6-8 op basisschool de Appel te Roosendaal
Samenvatting
Het verslag bestaat uit een literatuuronderzoek en een praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek is uitgevoerd op basisschool de Appel te Roosendaal. Het onderzoek gaat over het buitenspeelgedrag van meisjes uit de groepen 6 tot en met 8. Om een goed beeld te krijgen van deze doelgroep is in de literatuurstudie aandacht besteed aan de motorische ontwikkeling van deze kinderen.
De motorische ontwikkeling van een kind gaat van grove naar fijne motoriek. Bij kinderen tussen de 10 en 12 jaar is de fijne motoriek ver ontwikkeld, de oog-hand coördinatie is goed ontwikkeld en lichaamsdelen bewegen onafhankelijk van elkaar. De kinderen hebben een groter uithoudingsvermogen dan jonge basisschoolkinderen (tot en met groep 5) en kunnen inspannende activiteiten langer volhouden (Davies, 2000).
De kinderen op basisschool de Appel spelen dagelijks buiten. In dit onderzoek wordt gekeken naar de intensiteit waarop de kinderen buiten spelen. Dit wordt bij de observaties gescoord / gemeten bij fysieke activiteit. Als de kinderen actiever gaan buitenspelen kan een bijdrage geleverd worden aan een goede gezondheid van de kinderen. Er is een Nederlandse norm opgesteld voor de hoeveelheid beweging die kinderen nodig hebben om gezond en fit te blijven. Actief buitenspelen kan bijdragen aan het behalen van deze norm.
De Nederlandse Norm gezond Bewegen voor kinderen onder de 18 jaar oud is als volgt opgesteld:
'Dagelijks (zomer en winter) één uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit (5 MET (bijvoorbeeld aerobics of skateboarden) tot 8 MET (bijvoorbeeld hardlopen 8 km/uur)), waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie).' (Hildebrandt e.a., 2006/2007)
Buitenspelen heeft invloed op verschillende ontwikkelingsgebieden. Met name de motorische, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling worden gestimuleerd.
Kinderen hebben verschillende redenen om buiten te spelen. Zij zijn intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd. Om het buitenspeelgedrag te beïnvloeden moeten deze gebieden worden aangesproken. De kinderen kunnen worden aangesproken door bijvoorbeeld speelpleinen uitdagend te maken.
Naar aanleiding van een vraag vanuit de basisschool is er een onderzoek gedaan naar het beïnvloeden van het buitenspeelgedrag van meisjes uit de groepen 6-8. Hierbij is gekeken naar de fysieke en motorische activiteit die de meisjes uitvoerden tijdens de buitenspeelmomenten. Dit is gedaan met behulp van SOFIT (System fot Observing Fitness Instruction Time). Er hebben drie metingen plaats gevonden (de 0, 1 en 2 meting).
Tijdens de 0-meting is de beginsituatie vastgesteld. Tijdens meting 1 is gekeken of het buitenspeelgedrag verandert als uitdagend materiaal (springtouwen) ter beschikking wordt gesteld tijdens de buitenspeelmomenten. Bij de laatste meting is gekeken of het buitenspeelgedrag verandert als er ondersteunende lessen bewegingsonderwijs hebben plaats gevonden.
Na de afronding van het onderzoekt blijkt uit de resultaten dat het buitenspeelgedrag daadwerkelijk verandert als uitdagend materiaal (springtouwen) ter beschikking wordt gesteld. Er is een grote verschuiving te zien in de motorische activiteit van de kinderen tijdens de pauzes na de eerste interventie (meting 1). De activiteit springen (waar springtouwen onder valt) is met bijna 40% toegenomen. Tevens is te zien dat na de tweede interventie - het aanbieden van ondersteunende lessen bewegingsonderwijs - een verschuiving is te zien in de uitvoering van het springtouwen. Bij het springen in het kort touw is te zien dat meer trucjes worden uitgevoerd, deze zijn behandeld in de ondersteunende lessen. Bij het springen met lang touw is een verschuiving te zien van springen in een enkel touw naar double dutch. Dit toont aan dat het geven van ondersteunde lessen bewegingsonderwijs bij draagt aan verandering van motorische activiteit tijdens buitenspeelmomenten.
Te stellen is dus dat het buitenspeelgedrag van meisjes uit de groepen 6-8 van basisschool de Appel te Roosendaal beïnvloedbaar is door uitdagend materiaal ter beschikking te stellen. Tevens is motorische activiteit specifiek beïnvloedbaar door het geven van ondersteunende lessen bewegingsonderwijs.
Om het buitenspeelgedrag nog verder te kunnen beïnvloeden en het buitenspelen uitdagend te houden is het aan te bevelen dat verschillende nieuwe materialen afwisselend aangeboden worden waardoor steeds opnieuw een uitdaging gecreëerd wordt voor de kinderen. Het gebruik van de materialen kan worden ondersteund door het geven van bijbehorende lessen bewegingsonderwijs. Dit zorgt voor een positieve bijdrage aan de motorische ontwikkeling van de kinderen. Tevens kunnen nieuwe spelen worden uitgelegd en geoefend zodat ze op het speelplein veilig gespeeld kunnen worden.
Advies is om het materiaal aan te bieden zolang het grootste deel van de leerlingen er actief mee speelt, waarna gewisseld wordt van materiaal. Wel is een maximale tijd van 8 weken geadviseerd om ervoor te zorgen dat er minimaal 5 thema's aan bod komen gedurende een schooljaar. Dit is om te voorkomen dat de kinderen uitgekeken raken op het materiaal. Tevens kan er op deze manier een gevarieerd aanbod aangeboden worden. Daarnaast wordt aangeraden het schoolplein in vakken te verdelen om het schoolplein overzichtelijker en veiliger te maken voor alle kinderen tijdens het buitenspelen.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Sport en Bewegen |
Jaar | 2010 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |