Samenvatting

Tijdens een ballistische beweging, zoals het gooien van een dartpijl, vertonen de spieren vaak een trifasisch elektromyografisch (EMG) patroon, waarbij de agonistische spieractiviteit voorafgaat aan de antagonistische activiteit. Gevolgd door een derde activiteit in de agonistische spier. Hoewel er gesuggereerd wordt dat dit trifasische EMG-patroon wordt veroorzaakt door vooraf geprogrammeerde neurale commando’s, is dit nog steeds een hypothese. Dit onderzoek heeft tot doel de relatie tussen het EMG-patroon en netto gewrichtsmomenten tijdens een dartbeweging te onderzoeken, aangezien dit tot dusver nog niet is onderzocht. Verwacht wordt dat het EMG-onderzoek een trifasische aansturing zal aantonen, waarbij eerst de triceps, gevolgd door de biceps en weer de triceps worden geactiveerd. Een eerdere studie heeft aangetoond dat de spieractiviteit voorloopt op de lijn van het gewrichtsmoment bij niet-ballistische beweging.
Methode: In dit onderzoek worden de spieractiviteit en netto gewrichtsmoment gemeten tijdens het darten bij 13 proefpersonen. De EMG-metingen worden uitgevoerd met behulp van de MobiMini. De kinematica van de arm wordt gemeten met Kinovea door markers op de hand, pols-, elleboog- en schoudergewricht te tracken. Proefpersonen werpen tweemaal met de dominante hand, met de instructie om zo krachtig mogelijk te gooien. Spieractiviteit van de biceps en triceps wordt geregistreerd en in grafieken gevisualiseerd. Vervolgens wordt een inverse dynamische analyse uitgevoerd met behulp van een Matlab-script, waarbij getraceerde markers worden verwerkt om het gewrichtsmoment rond de elleboog te berekenen en visualiseren. Om het gewrichtsmoment met de spieractiviteit te vergelijken, worden de meetfrequenties van de grafieken gelijk gemaakt. De drie grafieken (gewrichtsmoment, activiteit biceps en triceps) worden samengevoegd voor verdere analyse en vergelijking.
Resultaten: Zoals verwacht werd, is een trifasisch EMG-patroon waargenomen. Het trifasische EMG-patroon was zichtbaar in 8 van de 9 metingen. Uit 8 van de 9 metingen bleek dat de momentgrafiek voorloopt op de spieractiviteit van de triceps. In 5 van de 9 metingen loopt de momentgrafiek voor op de spieractiviteit van de biceps.
Discussie: Het onderzoek naar de relatie tussen elektromyografie (EMG) en netto gewrichtsmoment tijdens de ballistische beweging darten heeft geen definitief antwoord opgeleverd. Trifasische aansturing werd waargenomen, maar de volgorde van spieraanspanning en momenten week opvallend af van eerder onderzoek. De gebruikte synchronisatiemethode bleek onbetrouwbaar, waardoor een definitief antwoord op de onderzoeksvraag niet mogelijk was. Verschillende mogelijke oorzaken werden overwogen, waaronder onjuiste afstemming van de EMG kanalen, afhankelijkheid van de kracht en urgentie van de arm bij het afremmen, volgorde van elektrode metingen, ‘’electromechanical delay’’ en een onjuiste aanname over de tikken op de elektrode. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek zijn onder andere het gebruik van een andere synchronisatiemethode en het aanpassen van de opdracht aan de proefpersonen om de resultaten te verbeteren. Ook werd aangeraden om deze metingen opnieuw te verwerken en te vergelijken met de uitkomsten van nieuwe resultaten waarbij een triggerbron en vernieuwde instructie gebruikt is. Op deze manier kan de methode met de tikken worden geverifieerd.