De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

De organisaties die deelnemen aan dit onderzoek behoren tot de branche gezondheids- en welzijnszorg. Deze organisaties onderzoeken welzijnsvraagstukken voor voornamelijk provincies en gemeenten. Zij zijn dan ook hun grootste inkomstenbronnen. Doordat deze organisaties voornamelijk worden betaald van belastinggeld, is het des te belangrijker voor de organisaties goed te kunnen onderbouwen waarom zij een bepaalde prijs hanteren. Hierdoor wordt voorkomen dat er belastinggeld wordt verspild. Tot op heden was er bij deze organisaties geen eenduidige berekeningen met betrekking tot de kostprijs van hun diensten. Naast het feit dat met een eenduidige berekening de organisaties onderling vergeleken kunnen worden, kunnen zij nu ook beter onderbouwd naar provincies en gemeenten de prijs van hun diensten aanbieden.
De doelstelling van dit onderzoek is om met een nieuwe kostprijsberekening de kostprijzen van de organisaties met elkaar te vergelijken.
Bij de vergelijking van de oude kostprijzen is naar voren gekomen, dat iedere organisatie verschillende kostprijzen berekent. Één van de oorzaken van de verschillen in de kostprijzen zijn de erg grote verschillen in het aantal declarabele uren per fulltime equivalent (hierna: fte). Dit kan te maken hebben met het feit, dat niet iedere organisatie hetzelfde verstaat onder declarabele en niet declarabele uren, maar ook omdat een organisatie bijvoorbeeld in verhouding meer oudere medewerkers in dienst heeft, waardoor het aantal werkbare uren veel lager is door seniorenverlof en extra vakantie uren, dan bij een organisatie die in verhouding minder oudere medewerkers in dienst heeft. Ook wordt niet bij elke organisatie de verdeling gemaakt tussen directe en indirecte kosten, om vervolgens de indirecte kosten naar rato van de declarabele uren onder te verdelen. Sommige organisaties brengen rentebaten, verhuurbaten en overige kleine baten in mindering op de kosten. Één organisatie vermeerdert haar kostprijs met 10%, dat moet genereren als winst. Een andere organisatie berekent haar kostprijs door het uurtarief per functie te vermenigvuldigen met het percentage dat de kosten hebben ten opzichte van de totale kosten.
De prestatie waarover de nieuwe kostprijs berekend wordt, is een arbeidsuur. De kostprijs wordt volgens de verkoopkostprijs berekend, omdat er acquisitie kosten worden gemaakt om diensten te verwerven. Deze verkoopkostprijs bestaat uit de volgende drie kostengroepen: productiekosten, beheerskosten en verkoopkosten. Dit betekent dat alle kosten mogen worden meegenomen in de nieuwe berekening. Er wordt een standaardkostprijs berekend, omdat de gegevens uit de begroting van 2009 worden gebruikt. Bij de standaardkostprijs is het van belang om zoveel mogelijk standaarden vast te stellen. Hierdoor wordt voorkomen dat er bij de organisaties verschillen in de berekening ontstaan, omdat zij met andere standaarden werken. Dit is niet de bedoeling, omdat de kostprijzen dan niet meer te vergelijken zijn.
Hierdoor wordt er uitgegaan van een standaardbezetting van 1872 uur per fte per jaar, een ziekteverzuim van 5,3% per jaar en 16% van de totaal werkbare uren die het primaire proces besteedt aan niet declarabele uren, zoals intern overleg en andere ondersteunende werkzaamheden. In de kostprijsberekening mogen alleen kosten worden opgenomen die toelaatbaar en niet vermijdbaar zijn. Omdat alle kosten in de berekening meegenomen mogen worden, wordt er een integrale kostprijs berekend.
Rentekosten worden berekend aan de hand van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van de begin- en eind balans van 2008 en het rentepercentage wordt vastgesteld op 5,5%. De afschrijvingskosten van een pand worden berekend door de Waardering Onroerende Zaken(WOZ)-waarde van 2009 te verminderen met 50% van deze WOZ-waarde en te delen door een levensduur van 50 jaren. Deze kosten worden vermeerderd met de rentekosten die zien op het gemiddeld geïnvesteerd vermogen in het pand. De afschrijvingskosten van de overige duurzame productiemiddelen worden berekend door de vervangingswaarde te verminderen met de restwaarde en te delen door een levensduur van vijf jaren. Ook deze kosten worden vermeerderd met de rentekosten die zien op het overige gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Voor de kosten van arbeid, uitbestede diensten en belastingen en organisatiekosten zijn de prijzen het uitgangspunt, omdat deze prijzen samenvallen met de vervangingswaarde van de productiemiddelen. Projectkosten mogen niet worden opgenomen in de berekening.
Bij de nieuwe berekening zit tussen de hoogste en laagste kostprijs een verschil van een kleine € 16,-. Het aantal declarabele uren per fte is voor een groot deel afhankelijk van het aantal extra verlofuren per fte. Dit zijn onder anderen de verhoging van vakantiedagen afhankelijk van leeftijd, seniorenverlof, zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en overige bijzondere verloven. Hoe hoger deze verlofuren per fte, hoe lager het aantal declarabele uren per fte. Deze relatie is goed te zien bij Axion en PJ Partners. Zij hebben de laagste declarabele uren per fte en de hoogste verlofuren per fte. Organisaties met hogere personeelskosten per fte zouden te maken kunnen hebben met meer oudere medewerkers. Deze oudere medewerkers zitten over het algemeen in hogere salarisschalen, wat de hogere kosten zou kunnen verklaren. Echter is uit de analyse gebleken, dat dit niet bij iedere organisatie op gaat die hogere personeelskosten heeft. Een andere reden voor deze hogere kosten zou kunnen zijn, dat zij hun personeel hoger belonen dan de andere organisaties. Hogere personeelskosten van het secundaire proces zou moeten betekenen; lagere kosten voor uitbestede diensten en belastingen. Dit omdat beide kostenposten betrekking hebben op ondersteunende werkzaamheden. Als deze intern worden uitgevoerd, betekent dit dat zij niet extern uitgevoerd hoeven te worden. Echter is dit niet altijd het geval. SVWO/Arcon heeft bijvoorbeeld verreweg de hoogste personeelskosten van het secundaire proces, maar wel de op drie na laagste kosten aan uitbestede diensten en belastingen.
Doordat vijf van de acht organisaties met de nieuwe kostprijsberekening lager uitkomen dan met de berekening die zij zelf hebben uitgevoerd, zullen zij bij handhaving van de oude kostprijs meer winst maken. Doordat nu bekend is dat de kostprijs verlaagd kan worden, kunnen zij misschien een concurrentie voordeel behalen, door van de nieuwe kostprijs uit te gaan. Doordat er steeds meer diensten uit de markt gehaald moeten worden, door bezuinigingen van de provincies en gemeenten, zorgt deze lagere kostprijs er misschien wel voor dat meer bedrijven deze organisaties willen inschakelen. Tevens ontstaat er misschien meer werk uit de provincies en gemeenten, door een lagere kostprijs.
De drie organisaties die met de nieuwe kostprijs hoger uitkomen dan bij hun eigen berekening, draaien in principe op elk uur verlies. Als zij dit niet willen, zal de kostprijs verhoogd moeten worden. Als zij de kostprijs niet willen verhogen, omdat zij anders bang zijn zich uit de markt te prijzen, moet er een manier gevonden worden om de kostenprijs te verlagen. Dit kunnen zij proberen te realiseren door op kosten te bezuinigen, of door meer declarabele uren te maken.
Het is belangrijk om aan het einde van elk boekjaar de kostprijs op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten na te rekenen. Hierdoor kan de begroting van het volgende jaar nauwkeuriger vastgesteld worden, waardoor de voorcalculatorische kostprijs ook nauwkeuriger zal zijn en kan worden nagerekend of de voorcalculatorische kostprijs ook daadwerkelijk alle kosten heeft gedekt.
Omdat personeelskosten de grootste kostenposten van de organisaties zijn is het belangrijk om kritisch te blijven naar de gemiddelde leeftijd binnen de organisatie. Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger over het algemeen de personeelskosten zijn, doordat deze medewerkers in een hogere salarisschaal zitten. Tevens hebben oudere medewerkers recht op meer verlofuren, waardoor het aantal declarabele uren daalt. Het is belangrijk om ook jongere medewerkers in dienst te hebben, om voor een natuurlijk verloop in de organisatie te zorgen, maar ook om de kosten te drukken.

Toon meer
OrganisatieDe Haagse Hogeschool
OpleidingMHR Bedrijfskunde MER
AfdelingAcademie voor Management & Human Resources
PartnerSt. SVWO/Arcon
Jaar2010
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk