Het effect van een hakverhoging onder enkel-voet ortheses op de kniehoek en grondreactiekracht tijdens midstance bij kinderen met cerebrale parese
Het effect van een hakverhoging onder enkel-voet ortheses op de kniehoek en grondreactiekracht tijdens midstance bij kinderen met cerebrale parese
Samenvatting
Een enkel voet orthese (EVO) is een kunststof koker die rondom de voet, enkel en onderbeen geklemd wordt. Een EVO wordt gebruikt ter ondersteuning bij een afwijkend gangpatroon, zoals bij spierverkortingen en neurologische aandoeningen. Een neurologische aandoening waarbij een EVO gebruikt wordt is cerebrale parese (CP). In CP zijn er verschillende gangpatronen te onderscheiden volgens de classificatie van Becher (Becher, 2002), van hyperextensie tot overmatige knieflexie. Hyperextensie van de knie is schadelijk en moet daarom voorkomen worden, een mogelijkheid hiervoor is een EVO. Vaak wordt er met een EVO gestreefd naar een zo normaal mogelijk gangpatroon. Dit wil zeggen, wanneer de kinematica tussen de normaalwaarden ligt van een gangcyclus en de grondreactiekracht (GRK) door de gewrichtsassen loopt. Hierdoor is er een kleine momentsarm en is er geen spierkracht nodig om de beweging te handhaven. Bij het EVO protocol wordt er een hakverhoging van 0,5, 1 en 1,5 centimeter, onder de EVO in de schoen geplaatst. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van een hakverhoging. Verbeteringen in spatio-temporele parameters en kinematica. Echter is het effect van een hakverhoging nog niet volledig vastgesteld (Jagadamma et al., 2015). De hoofdvraag behorende bij dit onderzoek is als volgt: Wat is het effect van een hakverhoging onder een enkel-voet orthese op de kniehoek en de grondreactiekracht in midstance bij kinderen met cerebrale parese? In het onderzoek zijn 16 kinderen geanalyseerd met looptype 2 en 3, waarbij er een hyperextensie van de knie tijdens het gaan optreedt. Er wordt verwacht dat de hakverhoging een positief effect op de kniehoek geeft, door een verminderde hyperextensie. Ook wordt er verwacht dat door het onderbeen meer richting anterior te plaatsen, de grootte van de momentsarm van de grondreactiekrachtvector tot gewricht afneemt. De data is verzameld vanuit de database van het VU medisch centrum. De analyses zijn uitgevoerd met het programma Moxie Viewer. De analyses zijn uitgevoerd door gebruik te maken van de grondreactiekrachtvector en de SAGA Ruler. Vooraf werd er een betrouwbaarheidsanalyse gedaan. De intra-rater betrouwbaarheid en de inter-rater betrouwbaarheid, voldeden aan de eisen volgens Grunt et al. (2010). De Shapiro-Wilk test toont aan dat de data niet normaal verdeeld zijn. De resultaten zijn verkregen door een Friedman test. De Friedman test rapporteert met 95% betrouwbaarheid een significant verschil in kniehoek tussen de verschillende condities (p=0.000). Echter toont de Wilcoxon post hoc test met bonferroni correctie (α= 0.005), alleen een significant verschil in combinatie met blootvoets gaan. De grondreactiekracht is niet in iedere situatie verbeterd. Er kan geconcludeerd worden dat een EVO zonder, dan wel met hakverhoging een significant effect heeft op de kniehoek. Echter zal er meer onderzoek gedaan moeten worden waarbij er meerdere passen meegenomen worden. Aanbevelingen voor de praktijk zijn om kinderen altijd individueel te beoordelen en de GRK-vector mee te nemen, in sommige gevallen is er dan een betere combinatie te vinden. Het effect van de hakverhoging is per individu verschillend en moet daarom ook per individu geanalyseerd worden. In sommige gevallen treden er compensatiestrategieën op, waardoor het kind mogelijk nog meer afwijkend gaat lopen. Met een individuele analyse kan er adequaat een oplossing gezocht worden.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | GVS Mens en Techniek | Bewegingstechnologie |
Afdeling | Faculteit Gezondheid, Voeding & Sport |
Partner | VU Medisch Centrum |
Jaar | 2018 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |