Preoperatief inzicht in klinische uitkomst na Whipple-operatie en PPPD bij pancreascarcinoom: gewichtsverloop versus lichaamssamenstelling bepaald met computertomografie
Preoperatief inzicht in klinische uitkomst na Whipple-operatie en PPPD bij pancreascarcinoom: gewichtsverloop versus lichaamssamenstelling bepaald met computertomografie
Samenvatting
Inleiding: Resectabel pancreascarcinoom heeft postoperatief een schrijnende prognose. Verondersteld wordt dat voedingstoestand bij kankerpatiënten invloed heeft op klinische uitkomst. Ondervoeding wordt bij patiënten met pancreascarcinoom in het LUMC met preoperatief gewichtsverloop en BMI geconstateerd. Of deze basering voor diëtistische behandeling voldoende inzicht geeft in de fysieke toestand van de patiënt is onbekend. Hoe bepaling van lichaamssamenstelling (vetmassa, massa per type vet, spiermassa, SMI, MA en mate van vetinfiltratie) met CT-scananalyse een toegevoegde waarde kan hebben qua inzicht in postoperatieve klinische uitkomst en constatering van ondervoeding werd bij deze onderzocht.
Methode: In de literatuur is gezocht naar relaties tussen resultaten uit CT-scananalyse voor bepaling van lichaamssamenstelling in combinatie met mortaliteit, ligduur en heropname. In het praktijkonderzoek werden CT-scans werden geanalyseerd in Slice-O-Matic en data met betrekking tot gewichtsverloop waren verzameld. Deze parameters in combinatie met de klinische uitkomstmaten ligduur, heropname en mortaliteit geanalyseerd met Mann-Whitney en Chi2-toetsing nadat data van patiënten met resectabel pancreascarcinoom geclassificeerd waren per (waar mogelijk gecorrigeerd voor geslacht, BMI en/of leeftijd) >5% gewichtsverlies, lage BMI, lage SMI en de combinatie lage SMI met >2% gewichtsverlies. Ondervoeding werd geconstateerd volgens de twee criteria >5% gewichtsafname en lage SMI met >2% gewichtsafname.
Resultaten: Patiënten die een PPPD of SWPD ondergingen in de periode 2014-2015 in het LUMC zijn geïncludeerd in het praktijkonderzoek (n=83). In zowel het literatuur- als praktijkonderzoek werd geen eenduidig dan wel significant verband gevonden tussen SMI, MA en typen vet en de klinische uitkomstmaten heropname, ligduur en mortaliteit. Uit McNemar’s toets bleken echter evenveel en dezelfde patiënten als ondervoed te worden geclassificeerd met de criteria >5% gewichtsverlies en lage SMI met >2% gewichtsverlies (x2=0,0 en p=1,0).
Discussie: Voor bepaling van sarcopene obesitas of sarcopeen overgewicht wordt aanbevolen vetmassa met SMI of FFMI (fat-free mass index) te bepalen, waarvoor tot dusver geen referentiewaarden beschikbaar voor zijn. Het preoperatief inzicht in klinische uitkomst is niet eenduidig, maar het criterium voor ondervoeding van lage SMI en >2% gewichtsverlies zou gebruikt kunnen worden in de klinische praktijk.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | GVS Voeding en Diëtetiek |
Afdeling | Faculteit Gezondheid, Voeding & Sport |
Partner | Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) |
Jaar | 2016 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |