Samenvatting

Een lichaamsbekrachtigde onderarmprothese wordt aangestuurd door middel van bewegingen in de schouder en/of elleboog. Door de kabelgeleiding te veranderen zou de aansturing verbeterd kunnen worden. In dit onderzoek wordt naar de kabelgeleiding voor de optimale aansturing gezocht. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe loopt de kabelgeleiding voor de optimale aansturing bij de lichaamsbekrachtigde onderarmprothese?
Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn er verschillende metingen gedaan. Tijdens deze metingen zijn er drie verschillende geleidingen getest met behulp van de ‘SHAP abstract object tasks’, een onderdeel van de SHAP test, en de ‘Box and Blocks’ test. De gehele meting is drie keer uitgevoerd waarna de resultaten verwerkt zijn met behulp van SPSS. Tijdens de analyse zijn de resultaten van de drie geleidingen tijdens de ‘SHAP abstract object tasks’ van de SHAP test en de ‘Box and Blocks’ test met elkaar vergeleken. Hierbij is er geen significant verschil gevonden tussen de drie geleidingen. Dit betekent dat de kabelgeleiding, volgens dit onderzoek, geen effect heeft op de aansturing met betrekking tot de benodigde tijd voor het verplaatsen van een object en het aantal verplaatste blokken.
Er hebben veertien valide proefpersonen deelgenomen aan dit onderzoek. Voor een vervolgonderzoek zou aan te bevelen zijn om slechts invalide personen, die in het dagelijks leven gebruik maken van een lichaamsbekrachtigde onderarmprothese, te meten in plaats van valide personen, die eenmalig gebruik maken van een simulatie-lichaamsbekrachtigde onderarmprothese. Hierdoor kan tevens de gehele SHAP test uitgevoerd worden.