De ergotherapeut en moeilijk en onbegrepen gedrag bij jonge mensen met dementie
De ergotherapeut en moeilijk en onbegrepen gedrag bij jonge mensen met dementie
Samenvatting
Achtergrond: De ergotherapeuten van Laurens Antonius Binnenweg zijn van mening dat ze te laat worden betrokken bij moeilijk en onbegrepen gedrag bij jonge mensen met
dementie. Dit merken ze door de complexiteit van de vragen en de onhoudbaarheid van sommige situaties. Hierdoor wil de verpleging ook snel resultaat zien en voelen de ergotherapeuten zich bezwaard om een gedegen analyse te doen. Daarnaast hebben ze het vermoeden dat de verpleging niet weet dat de ergotherapeut wat kan betekenen in het kader van moeilijk en onbegrepen gedrag. Ook volgt de verpleging niet altijd de adviezen van de ergotherapeuten op. Verandering begint bij jezelf, dus de ergotherapeuten vragen zich af wat zij kunnen doen om de zorg aan jonge mensen met dementie met moeilijk en onbegrepen gedrag beter te laten verlopen.
Doel: Het doel van dit onderzoek is dat er kennis en inzicht wordt vergaard over hoe de
ergotherapeuten hun rol vorm kunnen geven binnen de multidisciplinaire aanpak bij jonge mensen met dementie met moeilijk en onbegrepen gedrag zodat moeilijk en onbegrepen gedrag verminderd kan worden, de cliënt en/of omgeving minder (lang) hoeft te lijden en daardoor de kwaliteit van leven, en dus ook de kwaliteit van zorg, toeneemt.
Methode: Voor het literatuuronderzoek is een PICO zoekvraag opgesteld, zijn databanken geselecteerd en trefwoorden en selectiecriteria opgesteld. Het praktijkonderzoek betreft een kwalitatief, beschrijvend onderzoeksdesign. De dataverzameling heeft plaatsgevonden door het doen van telefonische semigestructureerde interviews van gemiddeld 25 minuten bij vrouwelijke ergotherapeuten van zes zelf geselecteerde instellingen uit verschillende provincies. De data analyse is gedaan door de interviews te transcriberen in Word, eerste inductief en open te coderen en tot slot axiaal en selectief te coderen.
Resultaten: Uit het literatuuronderzoek zijn negentien interventies gekomen die gebruikt kunnen worden bij moeilijk en onbegrepen gedrag. In het praktijkonderzoek bleek dat zeventien van de negentien interventies ook daadwerkelijk in de praktijk gebruikt worden. De multidisciplinaire werkwijze bestaat uit dat de zorg signaleert en dan soms al interventies uitprobeert. Als het gedrag aanhoudt, vindt multidisciplinair overleg plaats. De ergotherapeutische werkwijze bestaat uit inventariseren en analyseren door in gesprek te gaan met verschillende disciplines en eventueel naasten, rapportages lezen, observeren en eventueel filmen. Over het gewenste resultaat, het gevoel competent te zijn en hoe tevreden ze zijn met hun rol, de multidisciplinaire aanpak en de samenwerking zijn de respondenten heel tegenstrijdig. Daarom zijn er geen duidelijke relaties gevonden tussen bijvoorbeeld hoe competent de ergotherapeuten zich voelen en het gewenste resultaat.
Conclusie: De ergotherapeuten kunnen de interventies uit het literatuuronderzoek en de beschreven werkwijze gebruiken om hun rol vorm te geven. Om eerder betrokken te worden bij cliënten met moeilijk en onbegrepen gedrag kan de ergotherapeut rapportages lezen, op eigen initiatief meekijken bij de ADL, zichzelf uitnodigen bij de gedragsvisite/MDO en een nauwe samenwerking met de psycholoog aangaan. Om zich minder bezwaard te voelen een analyse te doen, kan de ergotherapeut haar werkwijze uitleggen aan degene die de ergotherapeut inschakelt. Hierdoor worden wederzijdse verwachtingen duidelijk. Tegelijkertijd wordt de rol van de ergotherapeut bekender. In het kader van preventie zou het goed zijn als de ergotherapeut betrokken wordt bij het in kaart brengen van het levensverhaal van de cliënt en mensen zonder moeilijk en onbegrepen gedrag ook te bespreken in een gedragsvisite of MDO.
Organisatie | Hogeschool Rotterdam |
Opleiding | Ergotherapie |
Afdeling | IVG |
Datum | 2020-01-31 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |