Drugsgerelateerde witwaszaken
Een onderzoek naar de uniformiteit van de eis van de Officier van Justitie en de beslissing van de rechter naar aanleiding van de richtlijn voor strafvordering (2015R052)Drugsgerelateerde witwaszaken
Een onderzoek naar de uniformiteit van de eis van de Officier van Justitie en de beslissing van de rechter naar aanleiding van de richtlijn voor strafvordering (2015R052)Samenvatting
Op 1 maart 2015 is de Richtlijn voor strafvordering witwassen (2015R052) in werking getreden. Deze richtlijn heeft betrekking op diverse vormen van opzet- en schuldwitwassen gepleegd door natuurlijke personen. Deze richtlijn strekt ertoe om binnen het Openbaar Ministerie tot meer uniforme strafeisen voor witwassen te komen. De richtlijn stelt dat de invoering nodig was om de uniformiteit van strafeisen van de Officier van Justitie in Nederland te vergroten. Dat veronderstelt dat de strafeisen voor 1 maart 2015 een pluriform beeld geven. Dit is niet wenselijk, omdat het niet zo kan zijn dat de Officier van Justitie in vergelijkbare witwaszaken met verschillende strafeisen komt.
De vraag die centraal staat binnen dit onderzoek luidt als volgt: “Welk inzicht kan aan de rechtbank Amsterdam worden verschaft ten aanzien van drugsgerelateerde witwaszaken rekening houdend met zowel de uniformiteit bij de eis als de beslissing van de rechter bij de rechtbanken in Nederland vóór en na de invoering van de richtlijn voor strafvordering van 1 maart 2015 op grond van een jurisprudentieonderzoek?” Door middel van een jurisprudentieonderzoek heb ik getracht antwoord te geven op deze vraag. Het jurisprudentieonderzoek strekte zich over heel Nederland, waarin Nederland was verdeeld over drie regio’s: het Noorden en Oosten, de Randstad en het Zuiden. Om het gehele strafklimaat in kaart te brengen, is er gekeken naar drugsgerelateerde witwaszaken van zowel voor als na de richtlijn van 1 maart 2015.
Op grond van het jurisprudentieonderzoek zijn de volgende resultaten naar voren gekomen. Voor de richtlijn eist de Officier van Justitie in het Zuiden van Nederland, gemiddeld hogere gevangenisstraffen in vergelijking tot de andere regio’s. In het Noorden en Oosten van Nederland liggen de strafeisen gemiddeld een stuk lager en daar worden tevens de meeste ‘anders dan een gevangenisstraf’ straffen geëist. Daarbij zijn de ten uitvoer gelegde gevangenisstraffen door de rechter, in het Zuiden, gemiddeld een stuk hoger vergeleken met de andere regio’s. De Randstad en het Noorden en Oosten van Nederland verschillen wat betreft de ten uitvoer gelegde straffen niet veel. Wat opvalt, is dat in de Randstad maar 4 soorten straffen worden opgelegd, terwijl in de andere regio’s dit er minimaal 6 zijn.
Na de richtlijn wordt door de Officier van Justitie gemiddeld een hoger aantal maanden gevangenisstraf geëist ten opzichte van de andere regio’s. Alleen in de Randstad eist de Officier van Justitie een taakstraf en alleen in het Zuiden wordt de straf ‘teruggave aan verdachte’ geëist. In het Noorden en Oosten van Nederland wordt veel meer ‘verbeurdverklaring’ geëist dan in de andere regio’s. De rechter legt in de Randstad gemiddeld hogere gevangenisstraffen op ten opzichte van de andere regio’s. Zowel in het Noorden en Oosten van Nederland als in de Randstad, worden er 6 verschillende soorten straffen opgelegd door de rechter terwijl dit er in het Zuiden 4 zijn. In het Zuiden worden daarbij gemiddeld de laagste gevangenisstraffen opgelegd. Opvallend is, dat alleen in de Randstad de straf ‘taakstraf’ wordt opgelegd en alleen in het Noorden en Oosten van Nederland de straf ‘schadevergoeding’.
Geconcludeerd kan worden dat, betreffende de drugsgerelateerde witwaszaken, de strafeis van de Officier van Justitie en de beslissing van de rechter voor de richtlijn niet heel erg van elkaar verschillen. Na de richtlijn is dit verschil een stuk groter. Wat betreft de eis van de Officier van Justitie, liggen de strafeisen (over heel Nederland) voor de richtlijn veel meer uit elkaar dan na de richtlijn.
Naar aanleiding van de bevindingen is het raadzaam om nader onderzoek te verrichten naar; de interne uitspraken betreffende drugsgerelateerde witwaszaken, het feit dat er weinig zaken zijn waarin de rechter de strafeis van de Officier van Justitie overneemt en de straffen ‘taakstraf’ en ‘CoVa-training’.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Rechtbank Amsterdam |
Datum | 2016-07-27 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |