Samenvatting

In verband met de modernisering van het gevangeniswezen is per 1 maart 2014 het beleidskader DBT ingevoerd in penitentiaire inrichtingen. Dit betekende dat inrichtingen te maken kregen met het systeem van ‘promoveren en degraderen’. De bedoeling hiervan was dat gedetineerden zich tijdens hun detentie meer gaan richten op re-integratie. Om dit te realiseren zijn het basis- en het plusprogramma ingevoerd. Gedetineerden die meer verantwoordelijkheid en gewenst gedrag vertonen, komen in aanmerking voor plaatsing in het plusprogramma. Gedetineerden die geen verantwoordelijkheid tonen voor hun re-integratie en ongewenst gedrag vertonen, zullen worden geplaatst in het basisprogramma of worden gedegradeerd naar het basisprogramma indien ze in het plusprogramma zaten. De wet- en regelgeving en de handleiding omtrent het beleidskader DBT geeft regels waaraan moet zijn voldaan voordat de directeur van een inrichting mag besluiten om een gedetineerde te degraderen. Tegen een degradatiebesluit kan een gedetineerde in beklag gaan bij de Commissie van Toezicht. Bij de Commissie van Toezicht van de Rechtbank Rotterdam kwamen aanzienlijk veel klachten binnen van P.I. Dordrecht, P.I. Krimpen aan den IJssel en P.I. Rotterdam, locatie de Schie die betrekking hadden op een degradatiebesluit. Derhalve is in deze scriptie onderzocht of de directies van de voornoemde inrichtingen zich houden aan de regels die zijn verbonden aan een degradatiebesluit. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek zijn aanbevelingen geformuleerd, zodat de uitvoering van het beleidskader DBT verbeterd wordt en gedetineerden minder snel geneigd zijn om in beklag te gaan.