De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

De schijn van volmacht

Een onderzoek naar die gevallen wanneer de vermeende volmachtgever geen beroep toekomt op de onbevoegdheid van de pseudo-gevolmachtigde

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

De schijn van volmacht

Een onderzoek naar die gevallen wanneer de vermeende volmachtgever geen beroep toekomt op de onbevoegdheid van de pseudo-gevolmachtigde

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Er is sprake van volmacht verlening indien er voldaan wordt aan de cumulatieve eisen van artikel 3:60 BW. Als de volmacht is verleend, kan alsdan namens een persoon (de principaal, ook wel achterman en volmachtgever genoemd) rechtshandelingen worden verricht door een andere persoon, de gevolmachtigde, met een derde. In de praktijk kan het echter zijn dat derde ervan uitgaat dat hij zaken heeft gedaan met een volmachtgever, maar dit niet het geval is. Dat komt dan omdat de volmachtgever niet aan de gevolgmachtige een (toereikende) volmacht heeft verleend. Er is dan sprake van een schijn van volmacht. De wetgever biedt de derde, die meende dat er namens een volmachtgever werd gehandeld, bescherming in de vorm van art. 3:61 lid 2 BW. De derde wordt beschermd indien hij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een schijn van volmacht. Daarvoor moet de derde aantonen dat pseudo-volmachtgever die schijn van volmacht bij hem heeft opgewekt en dat hij daadwerkelijk op die schijn vertrouwde. Dat doet hij door feiten en omstandigheden aan te tonen die volgens normale verkeersopvattingen binnen de risicosfeer van pseudo-volmachtgever liggen en waardoor derde redelijkerwijs had mogen vertrouwen op een schijn van volmacht. In de praktijk is het aldus afhankelijk van de feiten en omstandigheden of de derde uit mocht gaan van een volmacht verlening. De Hoge Raad heeft in een tweetal arresten van 3 februari 20171 aangegeven welke feiten en omstandigheden in ieder geval niet leiden tot een schijn van volmacht. In deze arresten begrensde de Hoge Raad de risicosfeer van pseudo-volmachtgever, door te stellen dat die niet zo ver ging dat er sprake van een schijn van volmacht kon zijn enkel gebaseerd op de handelingen en gedragingen van de pseudo-gevolmachtigde. Gezien de voornoemde arresten en gelet op het feit dat schijn van volmacht in de praktijk zowel veel voorkomt en afhankelijk is van de gegeven situatie of de derde mocht uitgaan van een schijn van volmacht, is nader onderzoek voor de praktijk gewenst.
Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de volgende centrale vraag: Onder welke voorwaarden mag een derde gerechtvaardigd vertrouwen op een schijn van volmacht?
Om de centrale vraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
1. Wat is de inhoud en reikwijdte van de schijn van volmacht?
2. Op grond waarvan is de Hoge Raad van oordeel dat er sprake is van een schijn van volmacht?
3. Welke invulling geeft de lagere rechtspraak aan het begrip 'schijn van volmacht'?
De conclusie uit het onderzoek luidt: dat gebaseerd op de individuele feiten en omstandigheden van een zaak de rechter moet beoordelen of er sprake is van een schijn van volmacht. De derde moet daarbij aantonen dat die omstandigheden binnen de risicosfeer liggen van de pseudo-volmachtgever. Hoewel de sterk casuïstische aard van zaken rondom de schijn van volmacht tot uiteenlopende situaties zal leiden en de feiten en omstandigheden nooit precies hetzelfde zullen zijn, kunnen er in de onderzochte arresten wel verbindende factoren gevonden worden. Die verbindende factoren leiden tot de volgende aanbevelingen voor de praktijk: er moet gelet worden op de aard van de partijen, de aard van de pseudo-gevolmachtigde en de door hem verrichte rechtshandeling, de doorzichtigheid van de organisatie van de pseudo-volmachtgever, de functie die de pseudo-gevolmachtigde bekleedt binnen de organisatie van pseudo-volmachtgever, of de pseudo-gevolmachtigde eerder met de wederpartij heeft gehandeld en de kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de pseudo-volmachtgever om de rechtshandeling te verrichten.

Toon meer
OrganisatieZuyd Hogeschool
OpleidingHBO-Rechten
AfdelingFaculteit Management en Recht
Jaar2018
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk