Samenvatting

Nederland kampt jaarlijks met veel voortijdige schoolverlaters (vsv’ers), jongeren tussen 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie (minimaal mbo-2, havo of vwo). Dit beperkt hun kansen op de arbeidsmarkt. Gemeenten, zoals Amsterdam, ontvangen overheidsgelden om vsv’ers te ondersteunen via de Participatie- en RMC-wet en investeren in een sociale basisinfrastructuur. Deze infrastructuur omvat activiteiten en begeleiding van jongeren- en buurtorganisaties, gericht op zelfredzaamheid en talentontwikkeling.

Tijdens dit praktijkgericht onderzoek in Amsterdam Oost werd onderzocht hoe deze infrastructuur door betrokkenen wordt ervaren. Een belangrijke conclusie is dat samenwerking tussen formele en informele organisaties essentieel is om meer vsv’ers te bereiken en adequaat te ondersteunen. Beleidsmedewerkers zouden de doelgroep beter begrijpen door persoonlijke ervaring met hun leefwereld of het inzetten van peers die de doelgroep weerspiegelen.

Gebrek aan passend activiteitenaanbod, ondersteuning en financiële middelen belemmert een effectieve aanpak. Veel vsv’ers voelen zich niet aangesproken door het huidige aanbod of zijn hiervan niet op de hoogte.. Dit onderzoek biedt concrete aanbevelingen voor verbetering, zoals het ontwikkelen van op maat gemaakte activiteiten en versterking van samenwerking. Deze aanbevelingen kunnen bijdragen aan een betere organisatie en ondersteuning van vsv’ers, met meer kansen op succes.