Opvattingen van docenten en niet-docenten over onderzoek in het HBO
Opvattingen van docenten en niet-docenten over onderzoek in het HBO
Samenvatting
De Nederlandse instellingen voor hoger beroepsonderwijs hebben in 2001 het financiële recht gekregen om onderzoek te doen. Voor 2001 was het wettelijke recht al wel gerealiseerd, maar waren de middelen nagenoeg afwezig. Met het besluit om lectoren uit publieke middelen te financieren ontstond een mogelijkheid op grotere schaal onderzoeksactiviteiten te gaan uitvoeren. Aangezien het doen van onderzoek nieuw is voor het hbo, en aangezien de lectoren niet het ius promovendi (dat is het recht om de doctorstitel te verlenen) bezitten, lag het niet direct voor de hand dat deze instellingen aangewezen werden om publiek gefinancierd onderzoek te gaan doen. De hoofdtaak van het hbo was en is immers nog steeds om beroepsgericht hoger onderwijs aan te bieden. De toenmalige minister van OC&W, Hermans, achtte de hogescholen ‘cruciaal’ voor de Europese kenniseconomie (Ministerie van OC&W & HBO-raad, 2001). Tot op heden is echter onduidelijk wat de medewerkers van de instellingen voor hbo zelf vinden van de nieuwe onderzoeksactiviteiten.
Organisatie | Hogeschool van Amsterdam |
Gepubliceerd in | Tijdschrift voor hoger onderwijs Vol. 28, Uitgave: 2, Pagina's: 83-95 |
Jaar | 2010 |
Type | Artikel |
Taal | Nederlands |