Samenvatting

Samenvatting
Het is de taak van de school in het kader van Passend Onderwijs, tegemoet te komen aan de specifieke onderwijsbehoeften van o.a. de (hoog)begaafde leerling en tot een passend onderwijsaanbod te komen. Juist voor deze doelgroep is maatwerk belangrijk, omdat het gevaar bestaat dat de in potentie succesvolle (hoog)begaafde niet tot begaafde prestaties kan komen. Het gevaar van onderpresteren en/of het ontwikkelen van gedrag- en leerproblemen ligt dan op de loer.
Uit de theorie blijkt dat door een optimale interactie tussen intelligentie, persoonskenmerken en omgevingsfactoren, de (hoog)begaafde leerling tot uitzonderlijke prestaties kan komen. De school is een van die omgevingsfactoren.

We spreken pas van (hoog)begaafdheid wanneer een kind gedurende een langere tijd uitzonderlijke prestaties laat zien.
(Hoog) Begaafde kinderen hebben als belangrijkste leereigenschappen dat ze snel door de leerstof heen gaan en grote denksprongen kunnen maken. Onderwijsaanpassingen zijn voor deze doelgroep dus van belang. Met o.a. compacten en verrijken kun je het onderwijsaanbod op de (hoog) begaafde leerling afstemmen.
Ik heb in dit onderzoek gekeken naar de geschiktheid van de aanbieding van het montessorimateriaal in de onderbouw aan de kleuter met ontwikkelingsvoorsprong.
Maria Montessori gaat uit van de natuurlijke ontwikkelingsdrang van kinderen en stelde dat wanneer een leerling materiaal aangeboden krijgt dat aansluit bij zijn belevingswereld en uitgedaagd wordt, motivatie, concentratie, taakgerichtheid en herhaling zal laten zien en op die manier tot zelfstandig werken en leren komt.

Na bestudering van de theorie en de gemaakte observaties kom ik tot de conclusie dat het montessorimateriaal aangeboden via het viertrappenlesje de kleuter met ontwikkelingsvoorsprong kan uitdagen tot geconcentreerde herhaling en gemotiveerde zelfwerkzaamheid. Dit gedrag is vooral te zien bij het taal- en rekenmateriaal en het kosmisch materiaal. De observaties tijdens lesjes met zintuiglijk materiaal laten dit gedrag echter minder vaak zien. Een constatering die mijns inziens van invloed zou kunnen zijn op de aanbieding van dit materiaal bij de kleuter met ontwikkelingsvoorsprong.
NB In dit stuk spreek ik over (hoog)begaafdheid en kleuters met een
ontwikkelingsvoorsprong. In hoofdstuk 3 leg ik uit waarom je een kleuter "nog" niet (hoog)begaafd kunt noemen. Ik noem alleen de kleuter met ontwikkelingsvoorsprong als het specifiek om de kleuter gaat. Anders noem ik het kind in dit stuk (hoog)begaafd.