Spelbegeleiding voor iedereen: een onderzoek naar het intercultureel werken bij het project Spel aan Huis
Spelbegeleiding voor iedereen: een onderzoek naar het intercultureel werken bij het project Spel aan Huis
Samenvatting
Tijdens mijn stage bij het Spel aan Huis project van de Twern in Tilburg ben ik als spelbegeleidster actief geweest in Tilburg Zuid. De populatie in deze wijk is divers te noemen. Verschillende culture achtergronden worden door de inwoners vertegenwoordigd. Tevens kun je als spelbegeleidster bij woonwagengezinnen in heel Tilburg gaan spelen. Als spelbegeleidster ben ik in aanraking gekomen met mensen met een andere achtergrond dan ik zelf heb. Om een goede indruk achter te laten en de ander beter te begrijpen had ik behoefte aan informatie. Bij mijn stage instelling was veel informatie aanwezig maar niet over dit onderwerp. Bovendien was mijn nieuwsgierigheid gewekt naar de verschillende culturen. Hierdoor besloot ik om mijn scriptie over culturen gaan schrijven. Dit leidde tot de volgende onderzoeksvraag:
Van welke omgangsvormen en gedragcodes binnen niet-westerse culturen en de woonwagencultuur dienen stagiaires van het project Spel aan Huis van Stichting de Twern op de hoogte te zijn?
Het theoretische kader van de scriptie bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerst hoofdstuk wordt er aandacht besteed aan de theorie over spel en het Spel aan Huis project. Spel is voor kinderen een doel op zich. Kinderen vinden het leuk en doen het vrijwillig. Spel heeft een functie in de ontwikkeling van het kind. Het project Spel aan Huis tracht de draagkracht van een gezin te vergroten. Spel is een methode om dit te bereiken. In de methode staan ontwikkelingsstimulering, opvoedingsondersteuning en het stimuleren van omgevingsfactoren centraal.
In het tweede hoofdstuk wordt er ingegaan op een aantal niet-westerse culturen. In Nederland zijn de meeste mensen met een niet-westerse achtergrond afkomstig uit Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze culturen worden besproken in hoofdstuk twee. Woonwagenbewoners maken ook deel uit van de doelgroep van het project. Om deze reden wordt deze cultuur beschreven in het theoretische kader.
In hoofdstuk drie wordt beargumenteerd waarom kennis van culturen alléén niet voldoende is om op een correcte manier om te gaan met mensen die een andere achtergrond hebben. Er worden vier modellen voor intercultureel werken besproken. Middels deze modellen krijgt men inzicht in de eigen opvattingen, de opvattingen van de ander, leert men de eigen grenzen te bepalen en kan men interculturele vaardigheden aanleren.
Het praktijkonderzoek bestaat uit een kwalitatief onderzoek. De dataverzameling heeft plaatsgevonden middels mondelinge, semi-gestructureerde interviews. In het onderzoek zijn twee groepen respondenten benaderd. De eerste groep bestaat uit vijf deelnemende moeders aan het Spel aan Huis project. Ieder van hen is afkomstig uit één van de beschreven culturen uit hoofdstuk twee. Zij zijn bevraagd op hun visies op opvoeding, de huidige leefsituatie en de verwachtingen van spelbegeleidster. De tweede groep respondenten bestaat uit drie spelbegeleidsters en een wijkverpleegkundige. Zij zijn bevraagd op hun ervaringen en visies op de vijf beschreven culturen. Verder zijn zij bevraagd over de manier waarop zij intercultureel werken.
In het afsluitende hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag. De onderzoeksresultaten worden gekoppeld aan het theoretische kader. Per cultuur worden een aantal kenmerken geformuleerd. Kantekening hierbij is dat cultuur dynamisch is. Niet alle kenmerken zullen voor iedereen met een bepaalde achtergrond gelden.
De verzamelde informatie is gebundeld voor nieuwe spelbegeleidsters. In dit naslagwerk kunnen zij nalezen waar zij te maken mee kunnen krijgen. Zij dienen voor zichzelf na te gaan hoe zij kunnen handelen bij het wel of niet voorkomen van de kenmerken.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Pedagogiek |
Jaar | 2008 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |