De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Leerlingen met het syndroom van Asperger en PDD-NOS tijdens de les LO

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Leerlingen met het syndroom van Asperger en PDD-NOS tijdens de les LO

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Autisten hebben erg veel moeite om deel te nemen aan de gymles. Dat komt doordat autisten een aantal kenmerken hebben die hen bij gymles belemmeren. Er is echter erg weinig bekend over autisten en de les lichamelijk oefening (LO). Bij dit onderzoek is onderzocht hoe er het beste omgegaan kan worden met PDD-NOS en Asperger tijdens de les LO.

Leo Kanner beschreef in 1943 de stoornis autisme. Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis, dit wordt tegenwoordig ook wel een autismespectrumstoornis (ASS) genoemd. Er is geen genezing mogelijk. ASS is de term die verschillende autistische vormen bij elkaar brengt, namelijk (klassiek)autisme (ook wel Kanner-vorm genoemd), het syndroom van Asperger en PDD NOS, het Rett syndroom en de desintegratiestoornis. Een gemeenschappelijk kenmerk van de ASS is de ernstige tekortkoming in de wederkerige sociale interactie en in de verbale en non-verbale communicatie, en daarnaast de rigide gedragspatronen (Delfos, 2005; Roeyers, 2008; De Meyer e.a., 1974, Prior, Ozonoff, 1998 in Verhulst e.a., 2003; Lieshout, 2002; Wikipedia, 2008).
Het is nog steeds niet precies duidelijk wat nu de oorzaak is van autisme. Er zijn wel vermoedelijke oorzaken te vinden in bepaalde gebieden van de hersenen. Volgens neuro-imagingonderzoek is er een abnormaal patroon van overmatige groei in de frontaalkwab, het cerebellum en het lymbische systeem tussen 2 en 4 jaar. Deze hersengebieden zijn sterk betrokken bij de sociale, communicatieve en motorische vaardigheden (Pardo & Eberhart, 2007 in Roeyers 2008).
Wat wel duidelijk is, is dat het een stoornis is die sterk genetisch wordt beïnvloed. Een persoon die genetisch voorbestemd is om autisme te ontwikkelen, zal dit alleen ontwikkelen indien contact ontstaat met bepaalde omgevingsfactoren. Dit geldt niet andersom: omgevingsfactoren kunnen dus nooit leiden tot autisme zonder dat diegene er genetisch voor bestemd is. Dit in tegenstelling tot vroeger, gedacht werd dat kinderen autisme ontwikkelden door het opvoedgedrag van de ouders (Deth, Muratore, Benzecry, Power-Charnitsky, & Waly, 2008 in Roeyers, 2008).
Vroeger dacht men dat autisme bij 4 à 5 op de 10.000 personen voor zou komen en dat voor het volledige spectrum bij 22 a 25 op 10.000 personen voor zou komen. Maar recente onderzoekscijfers geven aan dat twee maar zo hoog liggen. Voor het volledige spectrum groeit het in de richting van 60 op de 10.000, of 0.6% (Baird e.a., 2006 in Roeyers, 2008).

Zoals net genoemd, zijn er meerdere vormen binnen de ASS, onder andere het syndroom van Asperger. Het syndroom van Asperger is naar Hans Asperger genoemd en deze stoornis is in 1994 in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) opgenomen. (Attwood, 2003; Peeters & Quak, 2002). Bij het syndroom van Asperger zitten de vermoedelijke oorzaken in medio-frontale gebied of Brodmanns gebied 8 (specifiek gebied van de frontaalkwabben). Ook wijst morfologisch beeldvormend onderzoek uit dat het een ontwikkelingsstoornis is in de hersenen, bij 2-4 jarigen is het totaalhersenvolume groter dan bij normale kinderen en bij oudere kinderen was het juist kleiner (Delfos, 2005; Verhulst e.a., 2003).
De uitingen van de symptomen kunnen per individu, per ontwikkelingsfase sterk verschillen. Mensen met Aspergersyndroom hebben problemen met sociale interactie, communicatie en met flexibiliteit in het denken. Dit worden ook wel de drie symptoomgroepen (triade van stoornissen) genoemd. Ook worden problemen ondervonden bij prikkels, motoriek, emoties en bij het werkgedrag. Niet iedereen heeft er in dezelfde mate last van. De stoornis van Asperger vertoont een essentieel verschil met andere autistische stoornissen. Het is minder zichtbaar voor de buitenwereld omdat er veel minder last van taalproblemen ondervonden wordt en op verbaal gebied is er een zekere vaardigheid. Deze taal wordt uitgesproken maar vele (sociale) situaties worden helemaal niet doorzien en vaardigheden worden niet gesnapt (Attwood, 2003; Bogdashina, 2005; Mark, z.j.; Peeters & Quak, 2002; Smit, 2008).
Voorlopig wordt er uitgegaan van een vrij conservatieve schatting, namelijk 3 op de 10.000 mensen heeft de diagnose syndroom van Asperger. Asperger zou acht keer zo vaak voorkomen bij jongens als bij meisjes (Fombonne, 2005 in Roeyers, 2008; Smit 2008).
Er bestaat alleen medicatie om de heftigheid van bepaalde symptomen te verminderen. Met name wordt er dan medicatie voorgeschreven die kalmeren. Daardoor wordt er minder heftig gereageerd en is de gevoeligheid voor prikkels minder (Bock, 1996; Minderaa, 1989).

Ook PDD-NOS valt onder de ASS. PDD-NOS staat voor Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified, in Nederland beter bekend als Pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet anderszins omschreven. PDD-NOS, ook wel atypisch autisme genoemd, is de restgroep van de pervasieve ontwikkelingsstoornissen, aan autisme verwante contactstoornissen die ook niet voldoen aan de criteria die het handboek DSM geeft aan de stoornis van Asperger, de stoornis van Rett of de desintegratiestoornis. Het gaat dus in principe over kinderen die niet volledig aan alle criteria van bepaalde stoornissen binnen de ASS voldoen, maar wel vergelijkbare kenmerken en problemen vertonen (Lieshout, 2002; Roeyers, 2008; Smit, 2008; Verheij e.a., 2007; Verhulst e.a., 2003).
PDD-NOS is een sociale informatieverwerkingsstoornis, er is een stoornis in het sociale snapvermogen. Het toont, net als het syndroom van Asperger, moeilijkheden in de sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in het denken, prikkels, motoriek, emoties en werkgedrag. De symptomen zullen zich geleidelijk aan, in toenemende mate, tonen. Hierdoor krijgt de omgeving pas veel later het vermoeden dat er iets niet in orde is (Delfos, 2005; Mark, z.j.; Smit, 2008; Verheij e.a., 2007; Verhulst e.a., 2003).
Er zijn veel overeenkomsten op het gebied van kenmerken van Asperger en PDD-NOS. Het verschil tussen Asperger en PDD-NOS zit echter vooral in de intelligentie en de taalvaardigheid. Aspergers hebben een normale of bovennormale intelligentie en zijn taalvaardiger. Agressieproblematiek speelt bij PDD-NOS vaker een rol dan bij andere autistische stoornissen. PDD-NOS is vooral visueel ingesteld en Aspergers juist auditief (Delfos, 2005; Lieshout, 2002; Mark, z.j.; Smit, 2008; Roeyers, 2008; Verhulst e.a., 2003).

Om te onderzoeken hoe er het beste omgegaan moest worden met Asperger en PDD-NOS tijdens de les LO zijn er interviews gehouden. De vragen zijn gebaseerd op de problemen van autisten, deze informatie is in de literatuurstudie naar voren gekomen. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de vaardigheden in (eerder genoemde) kenmerken, sociale interactie, communicatie etc. onvoldoende zijn, voor prikkels bestaat er echter een overgevoeligheid. Om op deze kenmerken in te spelen is een bepaalde "handleiding" nodig. Hiermee kan de les LO toegankelijker zijn voor leerlingen met Asperger en PDD-NOS. Het product van deze scriptie, de handleiding, geeft praktische tips voor de genoemde kenmerken. Deze tips kan de docent LO tijdens de les LO gebruiken om de les een stuk toegankelijker te maken voor deze leerlingen.

Toon meer
OrganisatieFontys
AfdelingFontys Sport en Bewegen
Partneronbekend
Jaar2009
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk