Goed leren lezen doet er toe!
Goed leren lezen doet er toe!
Samenvatting
Achtergrond en onderzoeksvraag
Op de school waar ik werk hebben wij een hoog percentage leerlingen die leeszwak zijn. Naar mijn mening wordt er te snel gesproken van dyslexie bij ons op school. Wanneer leerlingen niet effectief en doelgericht leesonderwijs krijgen aangeboden op het basisonderwijs, met name in de groepen 3 en 4, zullen dit zelden goede lezers worden. Ik zie het als taak om ieder kind de begeleiding te bieden die het nodig heeft om van ieder kind een mogelijk goede lezer te maken.
Mijn onderzoeksvraag is uit deze situatie voortgekomen:
Welke kwaliteiten heb ik als leerkracht nodig om effectief leesonderwijs te geven, uitgaande van convergente differentiatie, zodat het mogelijk wordt om van elke leerling in mijn groep een goede lezer te maken?
Om antwoord te krijgen op mijn onderzoeksvraag heb ik mij de volgende deelvragen gesteld om gerichter onderzoek te kunnen doen.
1. Wat is effectief leesonderwijs?
2. Wat houdt het leesproces in?
3. Wat zijn mogelijke oorzaken van leesproblemen?
4. Welke kwaliteiten moet een leerkracht van groep 3 beheersen om goed leesonderwijs te verzorgen?
Theorie
Om gericht antwoord te vinden op mijn deelvragen ben ik op zoek gegaan in de literatuur.
1) Wat is effectief leesonderwijs?
Struiksma (2007: 4) onderscheidt 9 stappen van zorg op het gebied van lezen, leesproblemen en dyslexie. Aan de hand van de gegevens verkregen uit de DMT toont het stappenplan van Struikma aan welke stappen je als leerkracht moet ondernemen om de juiste interventies voor jouw groep te nemen. Om de kwaliteit van de basis van het technisch leesonderwijs te kunnen realiseren, moet het instructiegedrag van de leerkracht effectief zijn. De instructie is kwalitatief goed wanneer een leerkracht expliciet voordoet, uitlegt, correctieve feedback geeft en de leerlingen begeleid laat
oefenen (Houtveen, 2004)
2) Wat houdt het leesproces in?
Er zijn drie fases van het leren lezen:
1. voorbereidend lezen: In deze fase komt de taalontwikkeling op gang. De kinderen gaan de klankstructuur doorzien.
2. aanvankelijk lezen: In deze fase leert het kind de basisvaardigheden van het lezen. De leerlingen leren de belangrijkste vaardigheden van het fonemisch bewustzijn,
achtereenvolgens de auditieve analyse op klankniveau (hakken), auditieve synthese op klankniveau (plakken) en letters benoemen.
3. voortgezet lezen: In deze fase oefent en automatiseert het kind het technisch lezen. In deze laatste fase wordt met name de leessnelheid verhoogd en wordt er meer aandacht besteed aan het begrijpend lezen.
3) Welke mogelijke oorzaken liggen ten grondslag aan leesproblemen?
Veel kinderen met leesproblemen hebben een zwak ontwikkeld fonemisch bewustzijn.(Wentink & Verhoeven, 2001)
De oorzaak van problemen bij indirecte woordherkenning ligt volgens Struiksma (2004) aan de geringe vaardigheid om de fonologische kenmerken van taal te verwerken. Onvoldoende vlotheid is het meest bepalende kenmerk van ernstige leesproblemen (Struiksma, 2004 :56)
Een andere oorzaak kan worden gezocht in de kwaliteit van de leerkracht. Vernooy (2006) geeft de volgende oorzaken weer:
- het ontbreken van doelgericht leesonderwijs
- onvoldoende tijd die aan lezen besteed wordt
- zwakke lezers niet meer tijd geven
- geen of ineffectieve differentiatie
- kwaliteitsproblemen van de leerkracht (het ontbreken van goede taal-leesdeskundigheid en klassenmanagement.
4) Welke kwaliteiten moet een leerkracht van groep 3 beheersen om goed leesonderwijs te verzorgen?
Volgens Smits & Braams (2006) zou een goede leerkracht de volgende kwaliteiten moeten beheersen:
- Goede leerkrachten reflecteren constant over hun eigen manier van lesgeven en uitleggen
- Geven veel en expliciete instructie
- Managen hun klas zeer goed en werken veel met duidelijke gedragsregels
- Zorgen voor uitdaging en voor betrokkenheid van de leerlingen
- Creëren een prettig klimaat in de klas
- Hebben veel interactie met hun leerlingen
- Besteden veel tijd aan taalontwikkeling en aan lees- en schrijfervaringen en integreren dit in veel klassikale activiteiten
- Observeren ieder kind om te weten hoe ze elk individueel kind kunnen instrueren en motiveren
Methoden
Ik maak gebruik van actieonderzoek. Ik doe eerst een nulmeting, waarna ik gebruik zal maken van een tussenmeting om mijn interventies indien nodig te aan te passen. Voor de metingen maak ik gebruik van de volgende instrumenten; de DMT (objectieve meting), de zelfbeoordelingslijst SBL (2003) toegespitst op het leesonderwijs (subjectieve meting) en observaties (subjectieve meting)
Resultaten en uitvoering
Uit de gegevens van de DMT kan ik aantonen dat effectieve instructie en goed klassenmanagement een positieve uitwerking heeft op het leesonderwijs. Door het nemen van de juiste interventies, verkregen uit gerichte observaties en het inzetten van het Protocol Leesproblemen en dyslexie, zijn mijn zwakke lezers zichtbaar vooruitgegaan. Doordat ik een tussenmeting heb gedaan, heb ik mijn interventies tijdig kunnen aanpassen om mijn zwakke lezers zo goed mogelijk te begeleiden in hun leesproces.
Conclusie
Terugkomend op mijn onderzoeksvraag kan ik concluderen dat doelgericht en effectief leesonderwijs een voorwaarde is om zwakke lezers zo goed mogelijk te begeleiden in hun leesproces.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg |
Jaar | 2010 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |