Positieve fysiotherapie binnen de fysiotherapie:Een pilotonderzoek naar de meerwaarde van positieve psychologische interventies binnen de fysiotherapie op pijngewaarwording, pijnbeleving, pijngedrag en kwaliteit van leven van patiënten met aspecifieke cer
Positieve fysiotherapie binnen de fysiotherapie:Een pilotonderzoek naar de meerwaarde van positieve psychologische interventies binnen de fysiotherapie op pijngewaarwording, pijnbeleving, pijngedrag en kwaliteit van leven van patiënten met aspecifieke cer
Samenvatting
Doel en onderzoeksvraag: In dit afstudeerverslag is een pilotonderzoek omschreven. Dit
onderzoek richtte zich op de vraag: Wat is de meerwaarde van fysiotherapie met positieve
psychologische interventies, die door een basisfysiotherapeut kan worden gegeven, op
pijngewaarwording, pijnbeleving, pijngedrag en kwaliteit van leven van patiënten met aspecifieke
cervicale klachten met psychosociale factoren, in vergelijking tot fysiotherapie met een minimale
interventie?
Het doel was om de meerwaarde van positieve psychologie te onderzoeken binnen de fysiotherapie.
Ook is er een protocol opgesteld voor groepstherapie met positieve psychologische interventies. Dit
protocol maakt het voor basisfysiotherapeuten mogelijk om de positieve psychologie te integreren
in de fysiotherapeutische behandeling.
Methode: Voor dit pilotonderzoek is een oriënterende literatuurstudie gedaan, gevolgd door een
praktijkonderzoek. Door een gerichte zoektocht naar literatuur, is er informatie verzameld die het
praktijkonderzoek wetenschappelijk onderbouwd.
Er is een behandelprotocol: "positieve psychologie binnen de fysiotherapie" opgesteld. De
meerwaarde hiervan is via een praktijkonderzoek, onderzocht bij negen patiënten met aspecifieke
cervicale klachten met psychosociale factoren. Vijf van deze patiënten, zaten in een experimentele
groep. Deze groep (gemiddelde leeftijd: 48 jaar, gemiddelde klachtenduur: 5,3 jaar) kreeg naast
fysiotherapie, gegeven door de eigen fysiotherapeut, zes groepsbijeenkomsten met positieve
psychologische interventies. Deze groepsbijeenkomsten werden gegeven door vierdejaars
fysiotherapiestudenten. De vier andere patiënten zaten in een controlegroep (gemiddelde leeftijd: 44
jaar, gemiddelde klachtenduur: 9 jaar). De controlegroep kreeg naast fysiotherapie, gegeven door de
eigen fysiotherapeut, een minimale interventie.
Gekeken werd of deze interventies een meerwaarde hadden op de primaire onderzoeksmaten
pijngewaarwording, pijnbeleving, pijngedrag en kwaliteit van leven van deze patiënten. Ook werd
gekeken of deze interventies een meerwaarden hadden op de secundaire onderzoeksmaten
optimisme, mindfulness, dankbaarheid en levenstevredenheid.
Resultaten: Voor en na het praktijkonderzoek is er een vragenlijst afgenomen. Deze vragenlijst
bestond uit meetinstrumenten die primaire en secundaire onderzoeksmaten meten. De
veranderingen van de experimentele groep op de primaire onderzoeksmaten werden vergeleken met
de veranderingen van de controlegroep. Er werden geen significante verschillen gevonden.
De pijngewaarwording en pijnbeleving daalden bij de experimentele groep meer dan bij de
controlegroep. Het pijngedrag was bij de experimentele groep na zes bijeenkomsten toegenomen.
De kwaliteit van leven van de experimentele groep was meer gestegen dan bij de controlegroep,
waarbij de kwaliteit van leven was afgenomen.
De experimentele groep steeg meer op het gebied van optimisme en mindfulness dan de
controlegroep. De dankbaarheid en levenstevredenheid bleken licht te zijn gedaald bij de
experimentele groep. De controlegroep liet hier een stijging zien.
Conclusie: Positieve psychologische interventies lijken binnen de fysiotherapeutische setting geen
significante meerwaarde te hebben. Wel is er een positieve tendens te zien van een verminderde
pijngewaarwording en pijnbeleving en een stijging van de kwaliteit van leven bij patiënten met
aspecifieke cervicale klachten met psychosociale factoren.
Omdat er geen significante verschillen gevonden werden, wordt verder onderzoek aangeraden met
een grotere patiëntengroep. Ook onderzoek bij andere patiëntenpopulaties met positieve psychologie
binnen de individuele fysiotherapeutische behandeling, behoren tot de aanbevelingen.
Objective: In this paper a pilot study is described. This pilot study was focused on the question:
What is the surplus value of physiotherapy with positive psychology interventions, that can be
given by a basic physiotherapist, on the pain sensation, suffering, pain behavior and quality of life
of a patient with non-specific cervical symptoms with a psychosocial factor, compared with
physiotherapy with a minimal intervention?
The goal of this pilot study was to examine the surplus value of positive psychology in the
physiotherapy. There is also a protocol created for a group therapy with positive psychological
interventions. This protocol makes it possible for basic physiotherapists to integrate positive
psychology in their physiotherapy treatment.
Method: The pilot study is made up of an orientated literature study, followed by a practical study.
The literature study was done to find information which could create a scientific base for the
practical study.
A protocol: "positive psychology in the physiotherapy" was created. The surplus value of this
protocol was tested in the practical study, in which nine patients with non-specific cervical
symptoms with a psychosocial factor were used. Five of these patients were in an experimental
group. The group (mean age: 48 years, mean years of symptoms: 5,3 years) had physiotherapy,
which was given by their own physiotherapist, and six group sessions with positive psychological
interventions. The group sessions were given by fourth grade physiotherapy students. Four other
patients joined the control group (mean age: 44 years, mean years of symptoms: 9 years). The
control group had physiotherapy, which was given by their own physiotherapist, with a minimal
intervention.
The researchers checked if the interventions had a surplus value on the primary scopes of the study;
pain sensation, suffering, pain behavior and quality of life of the patients. The secondary scopes of
the study; optimism, mindfulness, gratitude and life satisfaction were also checked on a surplus
value by the interventions.
Results: A questionnaire was filled in by all the patients before and after the practical study. The
questionnaire exists of measurements, which measured the primary and secondary scopes of the
study. The changes of the experimental group on the primary scopes of the study were compared
with the changes of the control group. No significant differences were found.
The pain sensation and suffering decreased in the experimental group more than in the control
group. The pain behavior increased in the experimental group, after six group sessions. The quality
of life increased in the experimental group and decreased in the control group.
The experimental group showed an increase of optimism and mindfulness, more that the control
group did. The gratefulness and life satisfaction decreased a little by the experimental group. This
increased within the control group.
Conclusions: Positive psychology seems to have non significant surplus value within the
physiotherapy. Nevertheless a positive tendency is showed. The pain sensation and suffering
decreased, where the quality of life increased by patients with non-specific cervical symptoms with
psychosocial factors.
Because no significance was found, further study with a larger patient group is regarded. Studies
with other patient populations and positive psychology in the individual physiotherapy setting are
also regarded.
Organisatie | Fontys |
Opleiding | Fysiotherapie |
Afdeling | Fontys Paramedisch |
Jaar | 2007 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |