De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Fitness in het VO

Voorbereiding op de beweegcultuur

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Fitness in het VO

Voorbereiding op de beweegcultuur

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

De aanleiding van dit onderzoek is dat er steeds meer vraag is naar effectieve sportprogramma’s om leerlingen in beweging te krijgen. Deze vraag naar effectieve sportprogramma’s is in dit onderzoek gerealiseerd door middel van het aanbieden van een lessenreeks fitness. De onderzoeksvraag luidt:
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn verschillende methodes toegepast. De methodes zijn toegepast bij twee 4 vmbo-klassen, leeftijd 14-17 jaar van het Da Vinci College in Leiden. Er is zowel gebruik gemaakt van kwantitatief als kwalitatief onderzoek. Voor het kwantitatieve onderzoek is de BREQ-2 vragenlijst zowel voorafgaand als na afloop van de lessenreeks fitness gedaan. Deze vragenlijst meet de mate van motivatie op een schaal van niet gemotiveerd tot autonoom gemotiveerd van de leerlingen op basis van de psychologische basisbehoeften autonomie, competentie en verbondenheid. Deze vragenlijst is gebaseerd op de Self-Determination Theorie (SDT) (Deci & Ryan, 2002). Hieraan zijn vragen over het deelnamemotief lichamelijk effect, sportief zelfbeeld en tevredenheid toegevoegd om te kijken of de lessenreeks hier ook effect op heeft. Het kwalitatieve onderzoek is gedaan door middel van interviews bij (toekomstig) docenten, deze zijn opgenomen, getranscribeerd en verwerkt tot antwoorden. Het doel van de interviews is om te kijken hoe relevant en bruikbaar de betrokken partijen een lessenreeks fitness vinden.
Uit de kwantitatieve en kwalitatieve metingen zijn verschillende resultaten naar voren gekomen om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Uit de kwantitatieve meting van de BREQ-2 vragenlijst is gekomen dat de interventie van een lessenreeks fitness niet voldoende aansluit bij de motivatietypen van leerlingen. Er zijn bevindingen dat bij de gemiddelde RAI-score bij jongens aanzienlijke afname is tussen de 0- en 1-meting. Bij de meisjes is er juist weer een toename in de gemiddelde RAI-score. Daarentegen is bij het deelnamemotief lichamelijk effect een significant verschil gevonden. Bij het deelnamemotief lichamelijk effect gaat het om op gewicht blijven of afvallen, zorgen voor eigen gezondheid, er beter uit zien of bereiken van een bepaald trainingseffect. Bij diegene die lichamelijk effect belangrijk vinden is er te zien dat bij klas 4K de gemiddelde score tussen de 0- en 1-meting met 0.5 is afgenomen van 3.2 naar 2.7 op een schaal van 1-5. Als er dan gekeken wordt naar de gemiddelde score van klas 4K en de totaalscore dan is dit bijna gelijk. Een ander verschil wat er is gevonden is dat het onderdeel sportief zelfbeeld in de 1-meting significant met 0.4 is afgenomen (van 3.3 naar 2.9 op een schaal van 1-5). Dit duidt erop dat de interventie een negatieve werking heeft gehad op het sportieve zelfbeeld van de leerlingen en hoe belangrijk en hoe goed zij zichzelf vinden in bewegen en sport. Dit effect is mogelijk te verklaren uit het gegeven dat de lessen fitness een confronterend effect hebben gehad met het zelfbeeld van de leerlingen, namelijk bij aanvang denken dat ze er goed in zijn en tijdens de lessen ervaren dat dit in mindere mate het geval is. Uit de kwalitatieve resultaten (interviews) kan geconcludeerd worden dat alle respondenten vinden dat fitnessactiviteiten relevant en bruikbaar zijn in de bovenbouw van het vmbo. Dit bevestigt onze onderzoeksvraag naar de relevantie en bruikbaarheid van fitnessactiviteiten in de bovenbouw van het vmbo.
Aanbeveling voor een vervolgonderzoek is het verbeteren en opschalen van de lessenreeks waarbij er meer aansluiting is bij de motivatietypen. Vervolgens het uitvoeren van een grootschaliger onderzoek bij meerdere klassen van meerdere scholen en verschillende onderwijstypen (bij vmbo, havo en vwo). Ook kan er meer en met andere methoden gekeken worden naar de antwoorden en meningen van de leerlingen over de lessenreeks in plaats van alleen de vragenlijst over motivatietypen, sportief zelfbeeld, tevredenheid en het deelnamemotief lichamelijk effect. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden of basisbehoeften autonomie, competentie en verbondenheid worden gerealiseerd. Dit kan gedaan worden door observaties, interviews en vragenlijsten. Daarnaast dieper inzoomen op het sportief zelfbeeld, hoe kan het nu dat leerlingen voorafgaand een relatief goed sportief zelfbeeld hadden en dat dit na de interventie is verslechterd. Betekent dit dat zij zichzelf van tevoren te hoog hadden ingeschat?

Toon meer
OrganisatieDe Haagse Hogeschool
OpleidingGVS Opleiding tot Leraar Lichamelijke Opvoeding
AfdelingFaculteit Gezondheid, Voeding & Sport
Jaar2018
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk