De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van de natuurlijke verschillen in lenigheid van het bovenste spronggewricht (bsg), de uitvoeringswijze en de spronghoogte bij springen. De verwachtingen van dit onderzoek waren als volgt: mensen gebruiken de volledige dorsaalflexielenigheid (dfl) in het bsg en mensen met een grote dfl in het bsg springen hoger dan mensen met een geringe dfl. Het onderzoek is uitgevoerd onder 34 proefpersonen, deze hebben drie keer met een countermovement- en squatsprong gesprongen. De sprongen zijn gefilmd met twee Sony DCR-HC96E camera’s, beide camera’s filmden de minst lenige sagittale zijde. In het onderzoek is gevonden dat 89,2 % van de proefpersonen niet volledig dorsaalflecteert in het bsg, daarnaast is er geen verband gevonden tussen de spronghoogte en de maximale dfl in het bsg. Geconcludeerd kan worden dat een gering aantal van de proefpersonen de volledige dfl in het bsg gebruikt en dat mensen met een grote dfl in het bsg niet hoger springen. Tevens is er gekeken naar verschillende technieken / manieren tijdens de inveerfase van de sprong. Hieruit is geconcludeerd dat bij de countermovementsprong de gebruikte extensie in de metatarso-phalangeale (mtp)-gewrichten (met zekerheid van 95%) voor 42% wordt verklaard door de procentueel gebruikte dfl in het bsg; bij de squatsprong wordt de gebruikte extensie in de mtp-gewrichten (met zekerheid van 95%) voor 75% verklaard door de procentueel gebruikte dfl in het bsg.

Toon meer
OrganisatieDe Haagse Hogeschool
OpleidingTISH Bewegingstechnologie
AfdelingAcademie voor Technologie, Innovatie & Society Den Haag
Jaar2009
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk