Return-to-sports na operatieve versus conservatieve revalidatie van schouder instabiliteit
Een retrospectieve analyseReturn-to-sports na operatieve versus conservatieve revalidatie van schouder instabiliteit
Een retrospectieve analyseSamenvatting
Introductie: Glenohumerale instabiliteit is een veel voorkomend probleem bij bovenhandse sporters. Dit kan zowel conservatief als operatief worden behandeld. Terugkeren naar het preoperatieve sportniveau (return-to-sports, RTS), is in veel gevallen de doelstelling van een patiënt. Voor RTS is het van belang dat de schouder beschikt over voldoende spierkracht, mobiliteit en stabiliteit. Verder moet de sporter tevens mentaal gereed zijn om terug te kunnen keren. Deze factoren worden door middel van een testbatterij objectief in kaart gebracht om zo het advies voor RTS beslissingen te objectiveren.
Doel: Het doel van deze studie is te onderzoeken of er verschillen bestaan in scores op de RTS testen en het slagingspercentage tussen de conservatief- en operatief behandelde sporters na schouderinstabiliteit, aan het einde van het revalidatie traject.
Methode: Een database met testresultaten van 31 patiënten werd onderverdeeld in twee groepen: de ‘conservatief behandelde patiënten’ en de ‘operatief behandelde patiënten’. De patiënten hadden aan het einde van de revalidatie de testbatterij uitgevoerd. De eenheden spierkracht, functionaliteit, stabiliteit, mobiliteit en de psychologische aspecten werden objectief in kaart gebracht door middel van de vijf testen: Closed Kinetic Upper Extremity Stability Test (CKCUEST), Upper Quarter Y-Balance Test (UQYBT), Biodex, Scapulo thoracaalritme en Western Ontario Shoulder Instability Index (WOSI). De statistische significantie werd onderzocht door middel van een ANOVA met een significantie niveau van p < 0,05.
Resultaten: Er werden geen significante verschillen in testresultaten gevonden tussen de conservatieve en operatieve groep. Een hoger percentage patiënten van de operatief behandelde groep behaalden de criteria voor stabiliteit en mobiliteit (60,0 vs. 45,5%), endorotatie kracht (10,0 vs. 0,0% voor 60°/sec en 5,0 vs. 0,0% voor 180°/sec) en psychologische factoren (70,0 vs. 27,3%). De conservatief behandelde patiënten behaalden de criteria van de schouderfunctie (kracht, stabiliteit en uithoudingsvermogen gemeten met de CKCUEST (90,9 vs. 68,4%) en de criteria van de exorotatie kracht (18,2 vs. 15,0% 60°/sec en 27,3 vs.15,0% 180°/sec) vaker.
Conclusie: Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er geen verschillen in scores op de RTS testen bestaan tussen de conservatieve en operatieve groep. Daarnaast behaalde geen van de patiënten de volledige RTS criteria. Dit kan mogelijk te maken hebben met een te lage kwaliteit van de revalidatie of mogelijk met de validiteit van de RTS criteria in de testbatterij. Ook lijkt de langere revalidatieduur met meer trainingsuren van de operatief behandelde groep tot meer psychologische gereedheid voor RTS te leiden. Verder onderzoek op gebied van RTS na revalidatie van glenohumerale instabiliteit zal moeten uitwijzen of de RTS criteria een voorspellende waarde hebben op de gereedheid voor RTS en de kans op recidivering. Daarnaast zullen toekomstige studies moeten uitwijzen of de kwaliteit van de revalidatie toereikend genoeg is voor daadwerkelijke RTS.
Samenvatting ook in het Engels.
Organisatie | Hanze |
Opleiding | Fysiotherapie |
Afdeling | Academie voor Gezondheidsstudies |
Datum | 2020-02-03 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |