Het muizengaatje
de billijke vergoeding bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgeverHet muizengaatje
de billijke vergoeding bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgeverSamenvatting
Sinds 1 juli 2015 is er een nieuwe wet inwerking getreden, de Wwz (Wet werk en zekerheid). Het gaat in dit onderzoek voornamelijk over de billijke vergoeding bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het is nog onduidelijk wanneer een werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of heeft nagelaten en daarbij is er geen lijn te trekken aangaande de hoogte van de vergoeding. SRK wil hier duidelijkheid over. Op dit moment kan SRK de cliënt niet volledig adviseren aangaande de ernstige verwijtbaarheid en de hoogte van de billijke vergoeding. Daarbij komt dat de Wwz een nieuwe wet is, waardoor er voor werkgevers en werknemers nog veel onduidelijk is. Om voorgaande is dit een probleem voor SRK Rechtsbijstand, afdeling arbeidsrecht. Er is geen maatstaf voor de rechter voor het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. Het is aan de rechter om hier over te oordelen. Omdat de rechter geen expliciete richtlijnen heeft, lopen de oordelen uiteen.
Dit onderzoek is gedaan op basis van jurisprudentie onderzoek. Voor deelvraag 1 en 2 is er gebruik gemaakt van de wetsgeschiedenis, tijdschriftartikelen en twee arbeidsrechtelijke boeken. Voor deelvraag 3, 4 en 5 is er gebruik gemaakt van jurisprudentie en annotaties. Een overzicht van de gebruikte stukken zijn terug te vinden in de literatuurlijst en bijlagen.
Het ontslagrecht is veranderd. De wet schrijft voor wanneer de gang naar de rechter gebruikt moet worden en wanneer de UWV-route van toepassing is. Tevens is de kantonrechtersformule komen te vervallen en is de transitievergoeding in het leven geroepen. De wetgever heeft twee artikelen geschreven die aangeven wanneer de werkgever ernstig verwijtbaar handelt of nalaat en wanneer de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding, dit zijn de artikelen 671b en 671c van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 681 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst geregeld. Het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten wordt dan al geacht aanwezig te zijn. De werknemer heeft bij gebruik van dit artikel direct recht op een billijke vergoeding. De wetsgeschiedenis schrijft voor dat ernstig verwijtbaar handelen alleen in uitzonderlijke gevallen voorkomt en geeft een aantal voorbeelden zoals laakbaar gedrag. Deze voorbeelden zijn niet-limitatief. Voor de hoogte van de billijke vergoeding wordt een richtlijn gegeven, deze is echter niet duidelijk en er wordt geen berekeningswijze gegeven. De rechter wordt verder vrijgelaten in de bepaling van de hoogte.
De kantonrechter acht ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever in een aantal situaties aanwezig. Kijkend naar de uitspraken tussen juli 2015 en maart 2016 kan er geconstateerd worden dat zowel het aspect ‘geen goed werkgeverschap’ als ‘een verstoorde
F. Choenni
5
arbeidsrelatie veroorzaakt door de werkgever’ de twee aspecten zijn waarbij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever in ieder geval aanwezig wordt geacht. Niet alleen in combinatie met andere aspecten maar ook op zichzelf. Dit zijn twee zwaardere gronden. Er kan gezegd worden dat de rechter de niet-limitatieve richtlijn uit de wetsgeschiedenis voor het bepalen van ernstige verwijtbaarheid gebruikt, maar dat hij ook zelf kijkt naar de omstandigheden van het geval. De meeste gevallen in de rechtspraak vallen onder de voorbeelden van de wetsgeschiedenis. Alleen de gronden, niet bieden van een reëel verbetertraject, het onterecht op non-actief stellen of het loon stoppen vallen niet onder de voorbeelden, maar kunnen wel ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever opleveren. Het ligt er daarbij aan de omstandigheden van het geval.
De rechter citeert in 20 van de 28 zaken de wetsgeschiedenis en gebruikt dit als zijn overweging over de hoogte van de billijke vergoeding. In 88% van de gevallen bepaalt de rechter direct na de regelrechte overname van de wetsgeschiedenis, zonder enige concrete eigen redenatie de hoogte van de billijke vergoeding. Ondanks dat het gevolgencriterium niet mag meewegen bij de bepaling van de hoogte, is dit toch drie keer voorgevallen. Eveneens is er eenmaal gebruik gemaakt van de oude kantonrechtersformule, ondanks dat de wetgever dit verbied. De rechter vond dat de richtlijn van de wetgever niet paste op de situatie die zich voordeed. Daarbij mogen ook de transitievergoedingsvereisten niet meewegen in de hoogte van de billijke vergoeding, omdat elke werknemer al recht heeft op een transitievergoeding bij 24 maanden gewerkt te hebben, dit heeft desalniettemin één keer plaatsgevonden. De drie annotaties bij de voorgaande bijzondere berekeningswijze geven aan dat de richtlijnen uit de wetsgeschiedenis voor de hoogte van de billijke vergoeding tegenstrijdig zijn en niet bruikbaar voor de rechter. Als de billijke vergoeding niet wordt toegekend is dat vaak omdat de werkgever wel verwijtbaar is, maar niet ernstig verwijtbaar.
De eindconclusie is dat de rechtshulpverlener de cliënt zo veel mogelijk moet vertellen over wat er tot nu toe is veranderd en wat relevant is voor de cliënt. Zo is het van belang dat de cliënt weet dat er geen zekerheid is omtrent de ernstige verwijtbaarheid en de (hoogte van de) billijke vergoeding. Het is voor de rechters ook nog onduidelijk. SRK wordt aanbevolen om de cliënt zoveel mogelijk informatie te geven over de desbetreffende situatie, een uitnodiging op het kantoor is daarbij raadzaam. Tevens is het goed dat de rechtshulpverlener aangeeft dat er voor alle partijen nog veel onduidelijk is. Een brochure maken voor de cliënten is aanbevolen om de cliënt wat meer duidelijkheid te verschaffen.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | SRK Rechtsbijstand |
Datum | 2016-07-25 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |