De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Hoe kan BEDRIJF door middel van stages haar imago onder DOELGROEP positief beïnvloeden?

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Hoe kan BEDRIJF door middel van stages haar imago onder DOELGROEP positief beïnvloeden?

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Deze scriptie onderzoekt het effect van de stages van BEDRIJF (hierna BEDRIJF) op haar imago onder DOELGROEP. De aanleiding is het einde van PROGRAMMA (hierna PROGRAMMA), het programma waaruit de stages zijn ontstaan (zie Bijlage XIII). Het effect, en daarmee de toekomst van het project, is nog onbekend. De doelstelling van het onderzoek is inzicht te geven in het effect van de stages op het imago van BEDRIJF onder DOELGROEP, teneinde een advies te geven over hoe de organisatie dit imago positief kan beïnvloeden. De ONDERZOEKSDOELGROEP bestaat uit X die stage hebben gelopen bij de opdrachtgever, en die daarnaast ook wonen en naar school gaan in regio X.
Om een duidelijk beeld te krijgen van de context van dit onderzoek, beschrijft de opdrachtnemer in hoofdstuk 2 eerst de essentie van de organisatie en PROGRAMMA. Verder maakt de opdrachtnemer gebruik van een SWOT-analyse om de sterktes (strenghts), zwaktes (weaknesses), kansen (oppurtunities) en bedreigingen (threats) van en voor de opdrachtgever in kaart te brengen (Weihrich, 1982). Een grafische weergave van de analyse is te vinden in §2.2. Dit hoofdstuk focust op de factoren die direct invloed hebben, of hebben gehad, op de totstandkoming van de probleemstelling. Voor het beantwoorden van de hoofdvraag is het van belang dat de onderzoeker het onderzoek inkadert en theoretisch verantwoordt. In hoofdstuk 3 bespreekt en onderbouwt de opdrachtnemer daarom in chronologische volgorde zeven belangrijke theorieën over identiteit en imago. De theorieën van Mead (1934), Newman (1953), Luft en Ingham (1955), Birkigt en Stadler (1988), Van Riel en Balmer (1997), Balmer en Soenen (1999) en Van der Grinten (2004) zijn kritisch met elkaar vergeleken op verschillen en overeenkomsten. Op basis van deze analyse fungeert de ‘Corporate Identity Mix’ (CIM) van Birkigt en Stadler als centrale theorie. Aan de hand van deze theorie staan aan het einde van dit hoofdstuk drie hypotheses met betrekking tot dit onderzoek. Citaten uit de theorie van Birkigt en Stadler onderbouwen deze hypotheses.
Hoofdstuk 4 staat in het kader van de gehanteerde onderzoeksmethodes met de daarbij horende datacollectie en operationalisatie tijdens dit onderzoek. Deze methodes zijn deskresearch en fieldresearch op kwalitatief niveau. De verantwoording van de gehanteerde onderzoeksmethoden draagt bij aan de betrouwbaarheid, herhaalbaarheid en validiteit van het onderzoek.
Hoofdstuk 5 analyseert per deelvraag en hypothese de resultaten van het onderzoek. De voornaamste resultaten zijn dat de opdrachtgever diverse speerpunten en doelen heeft die haar identiteit vormgeven, dat DOELGROEP het gedrag en de communicatie van de opdrachtgever als onrechtvaardig ervaren, dat het imago van de opdrachtgever bij de respondenten in het algemeen positief is na de stage en ze de stages willen behouden, en tenslotte dat DOELGROEP later bij BEDRIJF zouden willen werken.
Hoofdstuk 6 geeft conclusies weer aan de hand van de onderzoeksresultaten, met als einddoel de probleemstelling te beantwoorden, de doelstelling te behalen en hypotheses te accepteren, te verwerpen of noch te weigeren, noch te accepteren. De volgende zes conclusies zijn te trekken: X. De stages dragen bij aan de beeldvorming van BEDRIJF onder de DOELGROEP. De bedoeling is om de kloof tussen het imago en gewenste identiteit te erkennen en te dichten.
Hoofdstuk 7 beschrijft daarom het advies aan de organisatie over de stages op basis van §3.2, H5 en H6. Gelet op de hiervoor genoemde aspecten van dit onderzoek, formuleert de opdrachtnemer de volgende vijf aanbevelingen: X.
Om de aanbevelingen te realiseren, formuleert de opdrachtnemer in hoofdstuk 8 een implementatiestrategie met behulp van implementatiemodel PDCA-cyclus van William Edwards Deming (1950). Verder beschrijft de opdrachtnemer in dit hoofdstuk de activiteitenplanning van de implementatie voor het eerste jaar. De geschatte totale kosten van implementatie van de eerste vijftien maanden bedragen €15839,12. De geschatte totale opbrengsten bedragen authentieke communicatiecontent en een positiever imago onder de DOELGROEP. Ter ondersteuning legt dit hoofdstuk dummy’s voor (zie Bijlage XX).

Toon meer
OrganisatieHogeschool Leiden
OpleidingCommunicatie
AfdelingFaculteit M&B
Datum2019-08-17
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk